van onze oud-vicevoorzitter, tevens lid van de Archiefraad, de heer Van Hoboken,
heeft een commissie uit de Vereniging de schets nader bestudeerd en praeadvies
uitgebracht. De bijzondere ledenvergadering van 27 november te Amsterdam kon
zich verenigen met de door de commissie voorgestelde en door het bestuur over
genomen correcties en aanvullingen, waarvan wel de belangrijkste was dat bij het
beoordelen van de vraag of archiefbescheiden in een lijst moeten worden opgeno
men, niet slechts de taak van het overheidsorgaan en het blijvend belang der
gegevens voor dat overheidsorgaan in aanmerking moeten worden genomen, maar
ook het blijvend belang voor de recht- of bewijszoekenden en het historisch onder
zoek. Het voorstel tot tekstwijziging is door Uw bestuur ter kennis van de heer
Ribberink gebracht met het verzoek bij het nader beraad over de tekst van de
algemene richtlijnen daarmee rekening te willen houden.
De heer H. J. van Meerendonk heeft in een interview met Trefpunt' het or
gaan van het ministerie nog eens duidelijk gemaakt met welk een papierexplosie
bij de overheidsinstanties wij van doen hebben. De departementsarchieven
maar die niet alleen bestaan voor het overgrote deel uit vernietigbare stukken.
Het is geen wonder dat de Algemene Rijksarchivaris niet nalaat aan te dringen
op verwijdering van het waardeloze als praemisse van een zinvolle bewaring. Ons
medelid mr. K. Schaap stelde voor de departementsstudiegroep van de S.o.d. op
20 januari in de Haagse Rolzaal en voor de districtsvergadering van de S.o.d. op
16 april te Bilthoven zelfs dat het een tekortkoming van de Archiefwet is dat
deze de vernietiging niet dwingend voorschrijft.
Naar de mening van het bestuur zijn er redenen te over om speciaal aan het ver-
nietigingsvraagstuk studiedagen te wijden. Die studiedagen zouden wellicht in het
najaar gehouden kunnen worden onder auspiciën van de Vereniging en de Alge
mene Rijksarchivaris gezamenlijk.
Uit de Vereniging is geïnformeerd of er een mogelijkheid aanwezig is over be
paalde onderwerpen nascholingscursussen te organiseren. Het bestuur beschouwt
de studiedagen als een stap in de richting van dat verlangen. In de toekomst zou
misschien de Rijksarchiefschool ook iets kunnen uitrichten voor hen, die op de
hoogte willen blijven. De Rijksarchiefschool lijkt ons daartoe meer aangewezen
dan de Vereniging. Wei hoopt het bestuur door middel van lezingen en excursies
de schijnwerper te richten op bepaalde onderwerpen, waarmee de vakgenoten te
maken hebben. Als voorbeeld diene de voordracht van prof. dr. W. A. van Es,
directeur van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, en het
bezoek aan het Instituut te Amersfoort op 10 september. De werkwijze van een
dienst, waarmee verschillende leden ambtelijke connecties hebben, is daardoor
verduidelijkt.
Uw voorzitter had het voorrecht de Vereniging te mogen vertegenwoordigen op
de Xle Table Ronde des Archives, die van 23 tot 27 september gehouden werd te
Boekarest. Namens de Rijksarchiefdienst was de heer dr. P. Scherft daar aan
wezig. Meer nog dan de grote Internationale Archiefcongressen bieden deze
tussentijdse bijeenkomsten van een beperkt aantal afgevaardigden de gelegenheid
tot het aanknopen van waardevolle contacten met buitenlandse collega's. Dat
spreekt des te meer wanneer zo'n bijeenkomst plaats heeft in een der Oost-
[108]
Europese staten en men daar collega's ontmoet, die omgekeerd niet zo gemakkelijk
naar het Westen reizen.
De ontvangst der deelnemers was zo hartelijk en de stemming soms zo vrolijk
dat we konden denken op een bojarenfeest beland te zijn in plaats van op een
meeting van archivarissen in een socialistische republiek. Toch zou ik U en me
zelf tekort doen wanneer ik hieraan niet direct toevoegde dat er zeer serieuze
werkzittingen zijn geweest. Van belang waren vooral de behandelde onderwerpen:
'Locale archieven' en 'Restauratie van archivalia', en met name de rapporten over
deze onderwerpen, die samengesteld waren aan de hand van de antwoorden, die
de rapporteurs ontvangen hadden op vragenlijsten.
De rapporteur van het onderwerp 'Locale archieven', prof. dr. R-H. Bautier van
de Ecole des Chartes te Parijs, was tot de conclusie gekomen dat er een geleide
lijke evolutie te constateren valt in die zin dat de bevoegdheden der staatsarchie
ven de neiging hebben groter te worden, dat de controle vanwege de staatsarchief
diensten toeneemt, dat de deponering van archivalia van locale overheden in de
staatsarchiefbewaarplaatsen bezig is een normaal verschijnsel te worden en dat
volledige integratie van de locale archieven in het netwerk van de staat het toe-
kostbeeld schijnt te zijn.
Voor prof. Bautier was de ontwikkeling van het Franse archiefwezen in de rich
ting van centralisatie maatgevend. Volgens hem kan men aan locale autonomie
slechts gehecht zijn op grond van sentimentele traditie. Met volledig staatstoezicht
op en staatsbeheer van alle archieven zou een ideale toestand bereikt zijn.
Deze Franse theorie staat wel veraf van de practijk in landen als Engeland en
Nederland. Wij geloven niet dat de archiefdiensten van 50 tot 60 grotere gemeen
ten in ons land en de streekarchivariaten, waaraan nog eens 75 kleinere gemeen
ten deelnemen, ten dode opgeschreven zijn. In vele gevallen zijn ze uitgegroeid
tot zeer levende culturele centra, die grote activiteit ontwikkelen op terreinen, die
niet tot het domein der rijksarchieven behoren.
Het rapport van de directeur des Services d'Archives du Département de la Seine
et de la Ville de Paris, de heer Chr. Gut, moet ons deemoedig maken, want het
leert ons in wat voor achtergebleven gebied wij ons bevinden, waar het de toe
passing van technische middelen betreft. Wij Nederlanders waren nauwelijks in
staat de vragenlijsten over het onderwerp 'Restauratie van archivalia! op zódanige
wijze in te vullen, dat het beeld dat men in het buitenland van ons zou krijgen,
niet even triest als de waarheid was. Laboratoria voor research en personeels-
staten waarop chemici prijken kennen wij niet. Wanneer het besef dat er in andere
landen in dit opzicht iets te Ieren valt, zou kunnen leiden tot bv. een studiereis
opdracht aan enige technisch ingestelde Nederlandse archivarissen, zou dat zijn
vmchten kunnen afwerpen. Het Staatsarchief te Boekarest beschikt over een in
strumentarium voor de restauratie en reproductie, waar wij jaloers op kunnen
zijn. En dan te bedenken dat ons Algemeen Rijkstarchief zoveel rijker is aan
documenten! De Unesco heeft de uitgave van een handboek over deze materie
op haar programma geplaatst.
In dit verband moet ik ook noemen het gebruik van de computer als middel om
snel de beschikking te hebben over gegevens, die in de archieven verborgen zijn.
[109]