Utrecht gehouden en had de selectieve informatie tot onderwerp. Als inleiders
traden op dr. J. L. van der Gouw, mejuffrouw V. F. H. E. van Schaick, mejuf
frouw drs. B. M. Haringsma en M. S. van der Leun.
Archieftentoonstelling in Utrecht
Het Utrechtse gemeentearchief heeft tijdens de Motion Weeks, een initiatief van
het Cultureel overleg Utrecht, dat de kunst op straat wil brengen, een grote ten
toonstelling georganiseerd. Het Algemeen Handelsblad schreef op 16 september
1969 n.a.v. deze expositie o.a.: Archieven zijn niet per definitie de graftombes
van ons papieren verleden. Gedachtig zijn wens om het publiek zijn drempelvrees
voor archieven te doen overwinnen heeft ook dr. Struick niet geaarzeld zijn kost
baarheden uit te stallen. De collecties van het archief geven een uitstekend over
zicht van de geschiedenis. De prenten vormen ongetwijfeld voor de fijnproevers
het kostelijkste deel. Pas kort geleden ontdekt is de schets van een in 1664 ont
worpen, nooit uitgevoerd uitbreidingsplan. Het origineel is in particulier bezit;
het archief heeft een reprodukte in kleur laten vervaardigen. Naar deze schets
moet het latere plan van Everard Meyster zijn gemaakt, die echter met zijn zee
haven en andere fantastische details veel minder realistisch was dan zijn voorgan
ger. Als iets in deze expositie frappeert, is het wel het elan waarmee is gepro
beerd het verleden voor een groot publiek levend te maken.
De adjunct-archivaris van Utrecht, de heer A. Graafhuis, toont in zijn hierna vol
gende beschouwing aan, dat die poging als zeer geslaagd mag worden beschouwd.
De huidige burgemeester van Utrecht luistert tijdens de opening van de tentoonstelling
naar de afkondiging van een publicatie van een zijner 17e eeuwse voorgangers.
Foto Gemeentearchief Utrecht
[124]
De eductieve taak van het archief
Misschien bestaat er wel verschil van inzicht onder de archivarissen in Nederland
over de vraag of het organiseren van tentoonstellingen tot hun taak behoort.
Bij het gemeentelijk archief in Utrecht staat men op het standpunt, dat het vragen
van de aandacht van het publiek voor de geschiedenis in het algemeen en voor de
locale geschiedenis in het bijzonder wel degelijk tot de opdracht van de archivaris
moet worden gerekend en wel tot de educatieve taak.
Dat het publiek waardering heeft voor deze ruimere taakomschrijving is over
duidelijk gebleken bij de tentoonstelling 'Van Romein tot Hoog Catharijn', die
van 15 september t/m 12 oktober jl. in het Catharijneconvent te Utrecht gehou
den werd. Allereerst overtrof het aantal bezoekers (bijna 10.000) de stoutste ver
wachtingen. Vervolgens was het niveau van de belangstelling zodanig, dat er via
de expositie blijvende contacten gelegd zijn, die ook voor het archief van beteke
nis zullen worden. Dat dit voor de dienstverlenende taak van het archief gevolgen
heeft spreekt vanzelf.
Uiteraard ben ook ik van mening, dat de belangrijkste opdracht van de archivaris
en zijn helpers bestaat uit het bewaren en inventariseren van archieven, het ont
sluiten van de verzamelingen door klappering, publicatie enz. Maar daarnaast
mag men de kansen, die er zijn om het raadplegen van de opengelegde archivalia
te stimuleren, nooit onbenut laten. Het publiek heeft er zonder meer recht op te
weten, dat er archieven zijn en welke functie zij kunnen vervullen in de wereld
van vandaag en morgen.
Bijzonder aan de tentoonstelling was de opzet ervan. Iedere archiefamtbenaar
kreeg een afdeling toegewezen, waarvoor de volle verantwoordelijkheid gedragen
moest worden. Na het collegiale overleg kwamen deze ambtenaren tot een voor
stel, dat nog slechts met de archivaris moest worden doorgesproken. De resultaten
waren verbluffend, het elan werd verhoogd, de eigen verantwoordelijkheid vol
ledig aanvaard. De expositie kreeg door deze bijzondere inbreng 'van alle kant'
een zeer levendig karakter. Zo werden 'vanaf het balkon' van het gereconstrueerde
middeleeuwse stadhuis de stedelijke publicaties afgekondigd, zo werd een gedeelte
van de Oudegracht (compleet met overkluisde kelders) herbouwd, het bekende
kasteel Vredenburg eens de dwangburcht van Karei V kon worden bekeken,
op een lichtbak was de topografische ontwikkeling van de stad door de eeuwen
heen te zien. Voorts werd een dankbaar gebruik gemaakt van de goed voorziene
charterverzameling en de schier unieke prentencollecties van de stad. Er waren
doorlopend rondleidingen, voor de scholen, voor het publiek, voor wetenschaps
mensen en gewone burgers. Er werd verteld over de cursus paleografie, over de
restauratie van archiefstukken, prenten en boeken, enz. Ook werd met buiten
gewoon succes aandacht gevraagd voor de verenigingen, die zich op historisch
terrein in de stad en omgeving bewegen.
De expositie was in deze uitvoering voor Utrecht in 1969 een hoogtepunt en een
eerste stap op de weg naar een beter contact tussen archief en belangstellend
publiek. A. Graafhuis
[125]