Alice P. Kenney, The Gansevoorts of Albany: Dutch Patricians in the
Upper Hudson ValleySyracuse University Press 1969, prijs $9.75
De waarschijnlijk uit Lippe afkomstige Gansevoorts, van wie zich in de zeven
tiende eeuw een tak in Groningen gevestigd had, deden met Harmen Harmense,
een bierbrouwer, in 1657 hun intrede in de rechterlijke archieven van Beverwijck
en daarmede in de geschiedenis van Nieuw Nederland. De laatste rechtstreekse
afstammelinge van de familie, Catherine Gansevoort Lansing, stierf in 1918. Uit
haar nalatenschap verkreeg de New York Public Library de Gansevoort-Lansing
collectie van 295 delen en 400 dozen met familiepapieren. Aan de hand van dit
materiaal en van overheidsarchieven, kranten en literaire bronnen is The Ganse
voorts of Albany geschreven. Het boek geeft een interessant beeld van de ver
anderingen in de samenleving van Albany (de naam die in 1664 in de plaats
kwam van Beverwijck), die een gevolg waren van verovering door de Engelsen,
het verkrijgen van de onafhankelijkheid, de burgeroorlog, de immigratie en de
ontwikkeling van de techniek. De Gansevoorts en hun familieleden: Ten Eycks,
Cuylers, Schuylers en Van Rensselaers, hielden lang vast aan de Nederlandse taal
en de Nederlandse gewoonten. Een dergenen, die zich daaraan trachtte te ont
worstelen, maar er emotioneel mee verbonden bleef was Herman Melville, de
schrijver van o.a. Moby Dick, klassieke roman over de walvisvangst, en Billy
Budd. Dit verhaal over wat een voormarsgast overkwam in het jaar van de
Grote Muiterij, dat in 1950 nog in Nederlandse vertaling van J. M. Palm ver
scheen en twee jaar later in de bewerking van Cox en Chapman door het Am
sterdams Toneelgezelschap werd opgevoerd, gaat terug op een ervaring, die Mel-
vüles neef Guert Gansevoort in 1842 opdeed. De laatste Gansevoort was erg
trots op haar vermeende verwantschap met Wessel Gansfort (1419-1489), die
mede bijdroeg tot Erasmus' geestelijk-intellectuele vorming, doch enig bewijs dat
zij tot dezelfde familie behoorden is nooit geleverd.
Het leek ons goed de aandacht te vestigen op dit boek, dat ons door de uitgeverij
ter recensie toegezonden werd. Het levert een bijdrage tot de geschiedenis, in het
bijzonder de cultuurgeschiedenis, van de Nederlanders overzee en vestigt nadruk
kelijk de aandacht op het belang van familiearchieven, die, zorgvuldig en piëteit
vol bewaard, als zij zijn afgesloten voor wetenschappelijk onderzoek beschikbaar
komen.
J. H. van den Hoek Ostende
C. Pama, Heraldiek en Genealogie, een encyclopedisch vademecum, Pris
ma-boek 1390, Uitgeverij Het Spectrum N.V., Utrecht-Antwerpen, 1969,
prijs 5,
In twee inleidingen, elk van ongeveer zeven bladzijden in het bekende dicht be
drukte Prisma-formaat, geeft de auteur heel wat wetenswaardigheden over de
genealogie en de heraldiek. Daarna komen in ruim 3000 alfabetisch gerangschikte
trefwoorden alle onderdelen van deze wetenschappen, alsmede van de vlaggen-
[94]
kunde of banistiek1, aan de beurt. Tal van illustraties verduidelijken daarbij de
uiteraard beknopte omschrijvingen. Bovendien bevat het boek allerlei praktische
informatie, zoals de adressen van rijks-, gemeente- en streekarchieven in Neder
land en Nederlands sprekend België.2 Daarmee heeft de heer Pama het zich ech
ter haast onmogelijk gemaakt bij te zijn: het gemeentearchief van Gouda zetelt
niet meer Oosthaven 9 maar Patersteeg 1 (sedert 11 oktober 1967). Erger is, dat
hij van het Repertorium van inventarissen van Nederlandse archieven alleen de
eerste druk uit 1947 noemt en de herziene en bijgewerkte tweede druk, die in
1965 verschenen is, in de bibliografie slechts in het vooruitzicht stelt. Dat J. A.
Koopmans, schrijver van Nederlands enige handleiding op het gebied van teke
nen en kleuren van wapens (1875) te Amsterdam raadslid en wethouder geweest
zou zijn, is een vergissing. Hij oefende die functies uit in Beverwijk, waar hij de
buitenplaats Scheybeek bewoonde.
Zoeken we Amsterdam op, dan vinden we het Gemeentearchief, Amsteldijk 67,
vermeld, gevolgd door een mededeling over de toegankelijkheid van een aantal
door genealogen meest gebruikte archiefbescheiden. Een dergelijke aanpak is wat
eenzijdig, maar van een genealoog en heraldicus enigszins begrijpelijk. Volkomen
dwaas is echter de mededeling in de volgende alinea, dat 'in dit archief ook (is)
opgenomen het archief van de Noordhollandse gemeente Amsterdam en een aan
tal geannexeerde gemeenten (Buiksloot, Nieuwendam en Sloten)'. Wat zou een
gemeentearchief nu in de eerste plaats anders bevatten dan het archief van de
gemeente, die er geld voor uittrekt op haar begroting? En er waren toen Pama
dit schreef van nog twee geannexeerde gemeenten archieven: t.w. Ransdorp en
Watergraafsmeer en toen hij zijn drukproeven corrigeerde was dat van Weesper-
karspel er nog bij gekomen.
Bevreemdend is bij hakenkruis te lezen: Omdat het het embleem van het natio-
naal-socialisme was, bestaat er een uitgebreide literatuur over, o.a. Heraldische
Mittheilungen 1910. Maar toen duurde het nog meer dan tien jaar, voordat Hitier
aan Mein Kamf begon. Doch afgezien van deze onjuistheden, die in een dergelijk
werk niet te vermijden zijn, kan dit vademecum in zeer vele gevallen van groot
nut zijn. Bij de omschrijvingen van archief en charter herkent de ingewijde de be
grippen uit Archiefwet, archiefterminologie en Handleiding voor het ordenen en
beschrijven van archieven. Bij het register van heraldische termen en begrippen,
waarmee hij zijn werk besluit, had Pama voor de overzichtelijkheid van een der
gelijke woordenlijst het Lexicon on archive terminology van 1964 moeten bekij
ken. Hij zegt uit te gaan van de Nederlandse term, waarachter men de Franse,
Engelse en Duitse vertaling vindt. Maar bovendien heeft hij tussen de Neder
landse termen in alfabetische volgorde weer de buitenlandse gevoegd, gevolgd
door het Nederlandse equivalent. Die hadden beter in drie afzonderlijke indices
ondergebracht kunnen worden met verwijzing naar het Nederlandse woord in de
eigenlijke lijst.
J. H. van den Hoek Ostende
i Zie hierover mr. J. H. Rombach in Ned. Archievenblad 1965, blz. 154-155.
De belangrijke adressen in andere landen zijn vermeld in een aparte lijst achterin.
[95]