Datering
De schrijver-tekenaar, die de blanco kalender vervaardigde ten behoeve van de
kerk van Bokhoven, schreef de namen van de feestdagen in een lettertype, dat
eeuwen lang is meegegaan. Deze gotische 'boekfractuur', een gebroken, hoekige
letter, ook littera-psalterialis genoemd, komt nog evengoed in de 17de als in de
14de eeuw voor. Hierop valt het boek dus niet te dateren. We moeten daarom
afgaan op het handschrift van de ingevulde aantekeningen der jaargetijden. De
twee oudste handen zijn te dateren op het midden van de 16de eeuw, wat over
eenkomt met de data, die in deze notities voorkomen. Een derde hand dateert
uit het derde kwart van de 16de eeuw en geeft o.a. vier nota's te lezen met
overledenen uit de 15de eeuw: hier heeft de pastoor terug-uit gewerkt en aan de
hand van een oudere kalender of kroniek belangrijke jaargetijden opnieuw vast
gelegd. De andere aantekeningen, de kleinere helft, zijn geschreven in een vijftal
verschillende handen, verdeeld over de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw;
sommige handen zijn identificeerbaar als zijnde van deze of gene Bokhovense
pastoor. De jongste notitie dateert van 10 december 1748 en betreft de jezuïet
Petrus Bouquet, die uit Den Bosch verbannen werd en in Bokhoven stierf. We
zien dan af van een tweetal kleine aanvullingen van pastoor Van Rosmalen van
circa 1850.
De conclusie omtrent de datering van het calendarium luidt dus: aangelegd in
het midden van de 16de eeuw; regelmatig maar spaarzaam bijgehouden tot in de
eerste helft van de 18de eeuw; met als jongste vermelding een nota van 1748.
Al is het Bokhovense calendarium maar matig bijgehouden in het tijdvak van
de aanleg tot de afsluiting ervan waren 20 pastoors in dienst van de parochie en
werden er maar een 40-tal aantekeningen gemaakt toch geeft zo'n manuscript
naast een aantal biografische gegevens enige indruk van het kerkelijk leven in de
late middeleeuwen. We dienen ons hierbij bewust te zijn, dat dergelijke calendaria
thans zeldzaam zijn: mij zijn in deze streken slechts de hierna opgesomde bekend,
terwijl toch destijds elke parochiekerk een jaargetijdenboek moet hebben bezeten.
Andere jaargetijdenkalenders
Kathedraal van Sint Jan te 's-Hertogenbosch, Bisschoppelijk Archief 's-Hertogen-
bosch. Zie: J. Mosmans, Het dienstwerk in de St. Jan te 's-Hertogenbosch in
het laatst der XVI eeuw, in: Bossche Bijdragen XVII, blz. 261-275.
Kapittel van Oirschot, Rijksarchief 's-Hertogenbosch.
Cisterciënzer priorij Mariëndonk buiten Heusden, idem.
Baardwijk, Bisschoppelijk archief 's-Hertogenbosch. Zie: H. Essink, Een laat
middeleeuwse heiligenkalender van de parochie Sint Clemens te Baardwijk, in:
Met Gansen Trou VII, blz. 153-168.
Berlicum, Archief Abdij van Berne, Heeswijk-Dinther.
Tilburg, Koninklijke Bibliotheek Brussel. Zie: P. C. Boeren, Het oudste liber
anniversariorum der kerk van Tilburg, in: Bossche Bijdragen XXI, blz. 116-144.
Wijk, Archief Seminarie Warmond. Zie: A. van Beurden, Het missale van de
kerk te Wijk bij Heusden ('s-Hertogenbosch, 1906).
H. van Bavel
[88]
De bewerker van de inventaris schreef in Bokhoven, parel aan de Maas, de vol
gende bijdrage, die wij eveneens gaarne overnemen. Zij geeft een overzicht van
hetgeen in de zeer zorgvuldig gecomponeerde inventaris te vinden is en moge bij
velen de belangstelling wekken voor het archief van deze toch wel uitzonderlijke
parochie. Het archief werd met 1944 afgesloten, omdat toen Bokhoven, door de
oorlogshandelingen zwaar getroffen, voor een nieuw begin stond.
Het parochie-archief van Bokhoven
Wanneer we een indruk willen krijgen van de inhoud van een geordende verzame
ling archiefstukken, dan nemen we de inventaris ter hand. Hierin toch wordt een
systematische beschrijving gegeven van de bestanddelen van een archief. Bij het
inventariseren poogt men het archief te reconstrueren zoals dat door degene die
het heeft gevormd, is opgezet en gebruikt. Alle stukken hadden een functie in
diens administratie en daarom werden ze ook bewaard. Vandaar dat de belang
rijkste archieven, die deel uitmaken van de verzameling archiefstukken van de
parochie Bokhoven, nl. de archieven van de Pastoor en van het Kerkbestuur,
grotendeels van financiële en juridische aard zijn.
Dit wil niet zeggen dat de stukken, afgezien van hun functie in een bepaald ar
chief, naar hun inhoud voor de onderzoeker niet een heel andere betekenis kun
nen hebben. Een voorbeeld hiervan zijn de verschillende dossiers, door pastoor
Van der Lagen (1745-1768) samengesteld om orde te scheppen in de onduidelijke
rechtspositie van Kerk en Armen. Het dossier betreffende het recht van benoe
ming van de koster-schoolmeester (inv. no. 34) bevat bescheiden, die dateren van
ver voor de tijd dat het dossier werd aangelegd ('retroacta'). Deze bescheiden,
die tot 1611 teruggaan, vormden voor de pastoor bewijsmateriaal en zijn daarom
bewaard gebleven, terwijl ze voor de huidige onderzoeker inlichtingen verstrek
ken omtrent degenen die het koster-schoolmeesterschap uitoefenden.
Een ander voorbeeld zijn de doop-, trouw- en begraafregisters. De pastoor hield
ze bij ten behoeve van de zielzorg, doch iedere genealoog weet, dat dit de bron
nen bij uitstek zijn voor familie-onderzoek. Hierbij komt nog dat sommige pas
toors gewoon waren om in deze registers ook uitgebreid de achtergronden te ver
melden. Zo staat in een van deze registers (inv. no. 66) te lezen, dat op 22-1-1771
gedoopt werd Joannes, afkomstig uit Heusden, onwettige zoon van Joanna Ruh-
ler. De moeder was gehuwd met N. Jerredon, een majoor die ongeveer 2 jaar
geleden vertrokken was naar het russische leger om de Turken te bevechten, ter
wijl de verwekker bleek te zijn Joannes Boom, een luitenant ter zee van de gere
formeerde religie.
Eveneens is in dit register op 7-2-1770 de doop te vinden van Michael, wettige
zoon van Joannes Baptista Brabandt en Anna Wierixs. Hierbij wordt vermeld,
dat de ouders op 9-8-1750 in de St. Elisabethparochie te Grave gehuwd waren,
toen de vader nog soldaat was, dat de ouders zonder vaste verblijfplaats door het
land zwerven en dat volgens de verklaring der moeder het kind reeds op 8-1-1770
te Loon op Zand geboren was, alwaar de pastoor het niet durfde dopen wegens
een verbod van de drossaard.
[89]