nie. Gezien in het beeld van ex- en import, was de handel op Azië uitermate on
voordelig. In de handelsconcurrentie tussen Engeland en Nederland hebben het
zilver en het goud ook een belangrijke rol gespeeld. Daar de Engelsen financieel
niet krachtig waren, verloren ze in Rusland ondanks hun voorrechten (tot 1648)
de concurrentiestrijd met de Nederlanders.
De monopoliepositie van de Muscovy Company werd in Engeland zelf ook aan
getast door Engelse 'interlopers'. In twee Amsterdamse bevrachtingscontracten op
Archangel van april 1598 komen twee Engelse kooplieden voor. Ze zeggen op te
treden namens de Moscovische Compagnie in Londen. Eén van hen, Richard
Barne, was in 1597 door de Muscovy Company teruggeroepen uit Rusland, om
dat hij daar particuliere handel dreef en handel gedreven had met 'interlopers' en
Hollanders. Zijn optreden in Amsterdam in 1598 kan niet geweest zijn namens
de Muscovy Company. Dit is schijn. De opzet moet geweest zijn, om als particu
lier koopman te profiteren van de voorrechten (tolvrijheid) van de Muscovy
Company.
Ook andere 'interlopers' wisten op de een of andere wijze profijt te trekken van
deze voorrechten. Op dit punt moet dus gecorrigeerd worden de interessante stu
die van lorma Ahvenaien: 'Some contributions to the question of Dutch traders
in Lapland and Russia at the end of the sixteenth century'. Ook Peter Allen,
koopman in Londen, die vanaf 1597 regelmatig schepen op Archangel heeft be
vracht, was een 'interloper'. Hij vestigde zich later in Amsterdam. Ook John
Chadley wordt in de contracten genoemd. Hij was een koopman in Hull, die
meestal bevrachtte op Lapland op de visserij. Dat wil zeggen dat men dan ver
scheidene kleine havens daar aandeed om zalm, robbevellen en traan te kopen.
Op enkele uitzonderingen na keerden zijn schepen terug naar Huil. Hij bevrachtte
tien schepen tussen 1612 en 1619.
Indien in bevrachtingscontracten Londen als keuzehaven genoemd wordt (dus
lossen te Amsterdam of Londen) is de vrachtprijs hoger. Het scheelde in 1598
ongeveer vijf gulden per last indien Londen in plaats van Amsterdam gekozen
werd. Ook in 1604 was het verschil vijf gulden, in 1630 zelfs elf gulden en in 1631
acht en een halve gulden. Soms traden Engelse kooplieden in Amsterdam op voor
Engelse kooplieden in Hamburg.
Van 1605-1608 bevracht de Amsterdamse koopman Jan Thijsz Vleyshouwer sche
pen voor Duise kooplieden, nl. voor Alessandro Rocca en Walraven Hilligers,
kooplieden in Hamburg. In 1606 voor Giovanni Battista Ghinucci. De Hamburgse
kooplieden Gijsbrecht van Dalen en Caspar Wolf worden in 1607 genoemd als
bevrachters. In 1606 Isaac van Eijckt, koopman te Lübeck. In 1607 Elias Petit,
koopman te Staden en in 1608 Jan Clamp en Hermann Muller, kooplieden te
Bremen.
De route der voor Duitse rekening bevrachte schepen was Amsterdam-Archangel,
terug naar Hamburg of Amsterdam. Ook wel Amsterdam-Hamburg-Archangel-
Hamburg of Amsterdam of Amsterdam-Bremen-Archangel-Bremen. In enige be
vrachtingscontracten van Amsterdamse kooplieden wordt ook Hamburg genoemd
als losplaats, maar meestal heeft men de keus tussen Amsterdam of Hamburg.
Werd Hamburg als losplaats gekozen, dan was de vrachtprijs vaak een of twee
gulden per last hoger. Soms is de prijs hetzelfde. Het verschil bedroeg in 1628
drie gulden, in 1631-1632 meestal vijf gulden. Uit de reeds eerder genoemde ver
klaringen, die in 1634 door Amsterdamse kooplieden afgelegd werden ten be
hoeve van Nicolaes van Rheden, raadsheer der stad Bremen, blijkt reeds dat men
elders ook geïnteresseerd was in de verschillen der kosten. Van Rheden was in
1605 als koopmansgezel in dienst geweest van Marcus de Vogelaer en was be
trokken bij diens Russische handel.
Aan de andere kant hadden Amsterdamse kooplieden belang in Russische goede
ren, die aangevoerd werden in Hamburg of Bremen. In oorlogstijd speelt de neu
trale haven altijd een belangrijke rol, indien men de handel onder een andere vlag
wil laten doorgaan.
De Moucheron beroemt zich in 1628 erop, dat hij schepen naar Archangel stuur
de vanuit Hamburg, waar hij toen woonde, om graan naar Spanje en de Vlaamse
kust te vervoeren. Toen Amsterdamse kooplieden (o.a. Josua Rendorp) hem op
het verbod attendeerden en dreigden dat de oorlogsschepen zijn schepen zouden
aanhouden, verweerde hij zich door te zeggen, dat men dit wel zou laten, omdat
het Amsterdamse kooplieden waren, die hierin belangen hadden. Onder neutrale
vlag dreven sommige Amsterdamse kooplieden dus voor hen verboden handel.
Evenals in de handel, weet men ook bij de bevrachtingen niet altijd, of de koop
man, die op de voorgrond treedt, werkelijk de man is, die dit allemaal in handen
heeft. Sommige andere notariële akten vertellen ons hoe de verhouding in werke
lijkheid was. Verscheidene kooplieden handelden in commissie. Ook op de jaar
markt in Archangel. Sommigen hadden zich tot dat doel in een compagnieschap
verenigd.
Met uitzondering van grote partijen graan, teer, hennep of lijnzaad verdeelden
de kooplieden die goederen van Amsterdam naar Archangel en terug moesten
versturen, hun goederen over verschillende schepen. Het kwam voor, dat een
schip 25 of meer inladers had. In Archangel gaf men de gehele lading aan op
naam van de grootste inlader en hij verrekende de kosten met de andere inladers.
Ook het ankerragegeld stond op zijn naam.
Op goederen, die op de jaarmarkt gekocht waren en in het schip geladen werden,
kwamen ongeveer 10% onkosten voor tol, provisie, makelaardij, pakhuishuur,
pakken en andere arbeidslonen.
Goederen, die van Moskou naar Archangel verstuurd moesten worden, werden
over land verscheept via Jaroslav naar Vologda en gingen dan per schip over de
Suchona en Dwina naar Cholmogory en Archangel.
Vestigingen in Archangel
In het begin der 17e eeuw en vermoedelijk reeds aan het einde der 16e eeuw had
den de Amsterdamse kooplieden hun eigen pakhuizen en huizen in Archangel.
Sion Lus verkocht in 1606 zijn pakhuis en woonhuis, staande in het 'Duyts Gast-
hoff te Archangel' aan Gaspar de Vogelaer, die het in 1613 met de 'serge off
[75]
[74]