Afscheid van Dr. G. W.
in Limburg
H. Panhuysen als Rijksarchivaris
Op 31 januari 1968 nam in een bijeenkomst in het Rijksarchief in Limburg, waar
tal van autoriteiten, een grote schare collega's uit het archiefwezen en regionale
historici verzameld waren, Dr. G. W. A. Panhuysen wegens het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd na een veertigjarige diensttijd afscheid als Rijksarchi
varis in Limburg. De bijeenkomst werd om elf uur in de kloostergang van het oude
Minderbroederklooster, waarin het Rijksarchief gevestigd is, door zijn opvolger ge
opend met een verwelkoming van de voornaamste autoriteiten. Dit waren Dr. J. L.
van der Gouw, Algemene Rijksarchivaris, die tevens de Minister van Cultuur, Re
creatie en Maatschappelijk Werk vertegenwoordigde, de afvaardiging van het Pro
vinciaal Bestuur van Limburg, drs. P. J. C. Lebens, deputé, en Mr. J. L. Matti,
griffier der Staten de Commissaris der Koningin, Dr Ch. van Rooy, was verhin
derd aanwezig te zijn Mr. R. Hotke, Directeur van de afdeling Oudheidkunde
en Natuurbescherming, en Dr. F. J. Duparc, Raadsadviseur van het departement
van C.R.M., Mr. A. E. M. Ribberink, voorzitter van de Vereniging, Dr. J. P. D.
van Banning, voorzitter van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap,
Pater Dr. Remigius Dieteren, secretaris van het Sociaal Historisch Centrum voor
Limburg, Prof. Dr. W. J. Alberts en Mr. M. A. W. van Oppen, namens de Stichting
Maaslandse Monografieën en vele anderen.
Dr. van der Gouw, die de rij van sprekers opende, benadrukte in 't bijzonder de
betekenis van Panhuysen voor het Nederlands archiefwezen in het algemeen o.a.
met de volgende woorden:
'De archivaris Panhuysen is begonnen in een periode, waarin het netjes werd ge
vonden iemand jarenlang een rijksarchief te laten beheren voor een salaris, waar
mee men nu geen typiste naar huis zou durven sturen; hij heeft zijn gehele dienst
tijd vervuld vóór, in en na de oorlog, perioden waarvan U in de officieuse toelichting
op de Archiefwet 1962 kunt lezen, dat het het Archiefwezen niet voor de wind
ging wij behoeven U dames en heren deze omstandigheden niet verder af te
schilderen om U duidelijk te maken hoe weinig bemoedigends er zakelijk eigenlijk
in de periode, waarin Panhuysen heeft gediend, valt op te merken.
Hoe zeer nu Panhuysen nooit heeft nagelaten te zeggen vaak ook duidelijk op
papier te zetten wat eraan schortte, hij werd niet moedeloos, hij bleef altijd
vervuld van liefde voor zijn taak.
Waar zijn hart vol van was, liep zijn mond van over en zijn pen is nooit opgedroogd
om er over te schrijven. Men kan zeggen, dat de veelbelovende historicus Pan
huysen het heeft verloren van de archivaris Panhuysen; zijn toewijding tot het vak
in de strikte zin was onverdroten en hij heeft zich nooit onbetuigd gelaten als er ten
[192]
Dr. Panhuysen toont de aanwezigen met een gelukkige grijns zijn afscheidsgeschenk.
foto: Limburgs Dagblad, Heerlen
bate van het archiefwezen iets nuttigs te verrichten was, ook al moesten er andere
zaken, die misschien leuker waren of waarmee meer eer in te leggen viel voor het
grote publiek, voor blijven liggen. In een periode, dat een groot deel van het corps
daar kennelijk geen roeping voor voelde, hield Panhuysen zich bezig met vakpro
blemen in de strikte zin, hij worstelde ermee alleen of in niet altijd even gezellige
commissie; maar hij hield altijd vol en het vak in de strikte zin heeft daar rijkelijk
van geprofiteerd. Het is hier dus de plaats om namens de vakgenoten de vakman
Panhuysen te danken voor wat hij uit liefde voor het vak ten bate van de vak
wetenschap heeft gedaan, voor wat hij voor ons allen op het terrein van de archi-
vistiek aan blijvende waarde heeft gepresteerd. Ik zeg met nadruk voor ons allen,
want Panhuysen heeft altijd gewerkt voor een groter geheel; hij had niet alleen een
post in Limburg, maar hij vervulde een taak in het grote geheel, hij werkte niet
alleen voor zijn eigen rijksarchief hoewel dat alleen op zijn manier al meer dan
voldoende geweest zou zijn hij werkte voor het gehele archiefwezen, het zou de
moeite waard zijn te weten hoeveel duizenden uren hij daarvoor heeft zitten pennen
en hoeveel honderden keren hij daarvoor vóór dag en dauw van huis heeft moe
ten gaan om tijdig in het veeleisende westen met lieden, die uren later waren opge
staan, aan het werk te kunnen gaan. Of het nu de Archiefcommissie van de Ver.
v. Gemeenten, de Archiefwetcommissie, het bestuur van de Ver. v. Arch, of de
terminologiecommissie was, Panhuysen was er goed voor. Het moet U, Panhuysen,
wel een voldoening zijn, dat er vandaag eens een heleboel ten Uwen gerieve voor
[193]