gebouw door de ontslagen gouverneur van onze provincie, Dr. van Sonsbeeck,
namens Hare Majesteit de Koningin in ballingschap in Engeland, in gebruik gesteld.
Iets wat tot nog toe slechts aan een zeer klein getal insiders bekend is.
Het resultaat van deze niet aflatende inspanning van Panhuysen is geweest, dat
Limburg jarenlang het mooiste en ruimste Rijksarchief van het gehele land had,
thans worden wij natuurlijk door recente nieuwbouw overvleugeld, maar ruimte om
archieven over te nemen is er nog steeds, ondanks de toename van de fondsen van
2000 tot 5000 strekkende meter, 't Gevolg van een en ander was echter ook dat
Panhuysen hoe langer hoe meer betrokken raakte in de fundamentele problemen
van het Nederlandse archiefwezen, de conservering van de moderne archieven had
vooral zijn aandacht, en daarmee verband houdend nieuwe wettelijke regelingen.
Dit eiste echter werkkracht en tijd, die noodgedwongen aan andere archivaristaken
onttrokken moest worden. Ook hier moest een keuze worden gedaan, wat het
zwaarst was moest het zwaarst wegen, en het Nederlands archiefwezen in het alge
meen is er wel bij gevaren.
Op een onderdeel van de taak van de scheidende Rijksarchivaris wil ik hier echter
nog even dieper ingaan: zijn nevenfunctie van Provinciaal Inspecteur der gemeente
en waterschapsarchieven. Deze is wel is waar niet ten einde, maar de resultaten op
dit terrein tot nu toe bereikt mogen hier thans niet onvermeld blijven. De ordening
en inventarisatie van 65 gemeente-archieven door de Dienst der Inspectie tijdens
zijn inspecteursschap, de bouw van 100 brandvrije gemeentelijke archiefbewaar
plaatsen, de opleiding van ruim 25 wetenschappelijke archief ambtenaren, dit alles
is het resultaat van de ambtsperiode van Dr. Panhuysen.'
Spreker dankte Dr. Panhuysen in 't bijzonder voor alles, wat hij voor het Limburg
se archiefwezen en de Limburgse collega's heeft gedaan.
Daarna kreeg Prof. Alberts het woord namens bestuur en redactie van de Stichting
Maaslandse Monografieën niet alleen, maar om tevens namens alle collegae, his
torici en vrienden het afscheidsgeschenk aan te bieden. Na er opgewezen te hebben
hoe zij beiden bijna vijftig jaar geleden als leerlingen van Prof. Oppermann het pad
der historische wetenschap betreden hadden, vervolgde spreker:
'Zo zal ik er mij toe beperken iets te zeggen over één der vele werkzaamheden van
onze Maaslandse Monografieën, namelijk over het plan tot editie van de Annales
Rodenses, Limburgs oudste kroniek. Wij weten, dat zij je bijzonder na aan het hart
liggen. In de streek waar zij bijna 800 jaar geleden geschreven werden, heb jij je
eerste jeugd doorgebracht en op de plaats waar zij thans bewaard worden stonden
zij onder de goede zorgen van jouw beheer als Rijksarchivaris.
Het plan om van die Annales een moderne, wetenschappelijke editie te laten ver
schijnen, hetgeen na de thuiskomst van dat handschrift een soort van morele ver
plichting voor de Limburgse historici was, vond dus uiteraard jouw bijzondere in
stemming en medewerking. Wij waren zo gelukkig om Dr. Boeren, voor wie de
bestudering der Annales tot een levenstaak is geworden, bereid te vinden zijn volle
medewerking te verlenen. Daarna hebben jullie beiden, ieder gebruik makend van
zijn specifieke begaafdheid op dit terrein, gezamenlijk deze editie tot stand ge
bracht en persklaar gemaakt.
[198]
Tot grote vreugde van ons allen waarin jij, naar ik aanneem, bijzonder deelt
kunnen wij vandaag de facsimile-uitgave van de Annales Rodenses ten doop hou
den en jou als afscheidsgeschenk aanbieden. Uiteraard is dit niet een volkomen
verrassing voor je, maar de vreugde zal er niet geringer om zijn.
Het ligt voor de hand, dat er op velen een beroep moest worden gedaan om deze
uitgave mogelijk te maken. De medewerking van Dr. Boeren heb ik reeds vermeld,
't was vooral de materiële kant van de uitgave die ons aanvankelijk zorgen baarde.
Door de ruime steun van overheidswege, echter met name van de Algemene Rijks
archivaris, van het Provinciaal Bestuur van Limburg, van de gemeente Kerkrade
en van het College Rolduc, van de Leidse Universiteitsbibliotheek enz. konden alle
moeilijkheden overwonnen worden, 't Was vooral echter door de daadwerkelijke
sympathie van meer dan 300 historici, van professie of amateurs, uit binnen- en
buitenland die daardoor tevens van hun waardering voor je werk als Rijksarchi
varis blijk gaven dat deze uitgave der Annales Rodenses werd mogelijk gemaakt,
't Verheugt ons bijzonder velen van hen hier tegenwoordig te zien en 't is mij een
voorrecht om namens het Bestuur en de Redactie der Maaslandse Monografieën,
waarin de Limburgse publicistische arbeid op historisch terrein zo gelukkig gebun
deld wordt, tolk van hen allen te mogen zijn en jou hierbij het eerste exemplaar
van de facsimile-uitgave der Annales Rodenses aan te bieden, in een fraaie band,
waarin je gemakkelijk de meesterhand van de boekbinder van je eigen archief zult
herkennen. Dit wil ik doen onder het uitspreken van de wens, dat je nog vele jaren
aan de arbeid van de Maaslandse Monografieën en daarmee aan de Limburgse
historische publicaties mag deelnemen.'
Nadat Dr. Panhuysen kennelijk verheugd het in kalfsleer gebonden exemplaar van
de uitgave der 'Annales Rodenses' in ontvangst had genomen dankte Prof. Alberts
ook Dr. Boeren, die het belangrijkste deel van de aan de publikatie verbonden
werkzaamheden op zich had genomen en met grote liberaliteit had meegewerkt om
deze uitgave te bestemmen tot huldeblijk van zijn mede-auteur. Ook hij ontving
een in prachtband gebonden exemplaar terwijl er voor mevr. Panhuysen en mevr.
Boeren bloemen waren.
Dr. Panhuysen dankte alle sprekers afzonderlijk en alle aanwezigen en intekenaren
op de uitgave in het algemeen, zich overstelpt voelend met sympathiebetuigingen
en lofspraak. In een beeldspraak, die op zijn werk in het archiefwezen betrekking
had, betrok hij ook zijn vrouw in de hulde. Het vak dat mijn liefde had aldus
spreker is toch niet zo eenzijdig als men wel eens denkt. Het bracht mij door
geheel Europa, naar Warschau, Krakau, Kopenhagen en Lissabon. Wat mij echter
het meest is bijgebleven, is mijn jeugd in Kerkrade bij de Holz, met de torens van
Rolduc boven de korenvelden. Ik moest naar dit landje terug en dat mij dit gelukt
is, stemt mij tot grote tevredenheid Deze poëtische ontboezeming over het
'séjour de son enfance' mondde uit in de voordracht van een oud-Kerkraads kin
derliedje in het dialect van de streek, waarin hij was opgegroeid.
De facsimile-uitgave van de 'Annales' van de al-oude abdij Rolduc is derhalve vooi
hem een afscheidsgeschenk van bijzondere betekenis. Het is echter tevens een ge
schenk Limburg waardig, besloot de scheidende Rijksarchivaris.
[199]