Artikel 2. Voorzitter van de commissie is het lid van het college van burgemeester en wethouders, dat meer in het bijzonder met het beheer van de Gemeentelijke Archiefdienst is belast. Verder bestaat de commissie uit vier leden, die door de gemeenteraad uit zijn midden worden aangewezen. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een ander lid van het college van burgemeester en wethouders. Artikel 3. De commissie vergadert zo dikwijls als door de voorzitter of twee van haar leden nodig wordt geoordeeld. Artikel 4. De commissie neemt geen besluiten tenzij, behalve de voorzitter, twee leden tegenwoor dig zijn. Elk besluit wordt genomen bij meerderheid van stemmen; wanneer de stemmen staken beslist de stem van de voorzitter. Artikel 5. Als secretaris wordt door burgemeester en wethouders, na raadpleging van de commissie, een ambtenaar aangewezen. Artikel 6. De gemeentearchivaris heeft in de vergaderingen, tot bijwoning waarvan hij is uitge nodigd, een adviserende stem. Artikel 7. De commissie zendt haar berichten, verslagen en voorstellen, ter uitvoering van haar in artikel 1 omschreven taak, aan burgemeester en wethouders. Artikel 8. De commissie zendt jaarlijks vóór 1 mei aan burgemeester en wethouders haar oordeel over de volgende, haar door de gemeentearchivaris over te leggen, bescheiden in: a. het verslag van de Gemeentelijke Archiefdienst over het afgelopen jaar; b. de op dat jaar betrekking hebbende rekening en verantwoording; c. de ontwerp-begroting van ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar. Artikel 9. Indien de commissie of een lid van de commissie inlichtingen wenst omtrent aangelegen heden ten aanzien waarvan de commissie krachtens artikel 1 van deze verordening een taak heeft, wordt het verlangen daartoe te kennen gegeven aan de voorzitter, die de gevraagde inlichtingen zoveel mogelijk verstrekt. Artikel 10. Deze verordening treedt in werking op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen dag. Met ingang van die datum vervalt de Verordening, regelende de werkkring van de vaste commissie, benoemd om burgemeester en wethouders bij te staan in het beheer van het Archief, vastgesteld bij raadbesluit van 8 juni 1950 (Gemeenteblad 1950, nr. 58). Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 november 1968. De voorzitter, W. Thomassen De secretaris, J. C. Knap [138] TOELICHTING op het concept van de nieuwe verordening, regelende de werkkring van de raadscommissie voor de Archieven. Algemeen Nu de „Verordening op het Archief der gemeente Rotterdam", vastgesteld bij raadsbe sluit van 8 juni 1950, in verband met de inwerkingtreding van de Archiefwet 1962 in grijpend moet worden herzien, lijkt het gewenst ook de verordening voor de raadscom missie voor het archief, eveneens vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 1950, aan de sedertdien gewijzigde omstandigheden aan te passen. Zo is de raadscommissie zich in de afgelopen jaren, mede doordat aan de gemeente archivaris een taak op dat gebied werd opgedragen, tevens met de zgn. lopende archieven gaan bezig houden. Wanneer de gemeenteraad van oordeel is dat deze ontwikkeling juist is geweest, dient deze verandering allereerst in de taakstelling van de commissie tot uitdrukking te worden gebracht. Om deze reden wordt in het concept, als het gaat over de opdracht van de commissie, thans o.m. gesproken van het verlenen van bijstand in de „zorg voor de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen", zijnde de wettelijke taak van burgemeester en wethouders voor de gemeentelijke archieven. Hieronder zijn dus de zgn. lopende archieven mede begrepen. Omdat de taak van de gemeentearchivaris, zoals hiervoor reeds werd gesteld, zich in de afgelopen jaren door de inspectie en het geven van advies ten aanzien van de jongere archieven, tot alle gemeentelijke archieven is gaan uitstrekken, zou het tevens juist zijn indien de tak van dienst, aan het hoofd waarvan de gemeentearchivaris werkzaam is, in de toekomst werd aangeduid met „Gemeentelijke Archiefdienst". De nu gebruikte aan duiding „Gemeentearchief" doet, gerekend naar de tegenwoordige omstandigheden, te veel denken aan uitsluitend de oudere, door de archivaris zelf beheerde archieven. Uit dezelfde overwegingen verdient het aanbeveling de benaming van de commissie voortaan te doen zijn „Commissie voor de Archieven". De verder wenselijk geachte wijzigingen ten opzichte van de bestaande verordening zijn van minder principiële aard en worden, voor zover nodig, hierna artikelsgewijze toege licht. Toelichting per artikel Artikelen 2, 6 en 8. De wijzigingen ten opzichte van de oude verordening zijn in hoofdzaak slechts van redactionele aard. Artikel 9. De wijziging ten opzichte van het oude artikel 9 houdt verband met de ruimer geworden taak van de commissie. Artikel 10 oude verordening 1) De bepaling in dit artikel vervat, lijkt verouderd en zonder bezwaar in haar geheel te kunnen worden gemist. De artikelen 1 en 7 verschaffen de commissie reeds de nodige plichten en bevoegdheden. De commissie doet ten aanzien van de instructiën van alle ambtenaren tot het Ar chief behorende, de nodige voorstellen aan burgemeester en wethouders. Indien de commissie reden tot klachten heeft over een der personeelsleden, brengt zij die terstond ter kennis van burgemeester en wethouders. [139]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 73