de nemen, zolang ze maar van technische aard bleven. Dit verhaal is niet bedoeld om onze Secretaris de heer Ketelaar op ongedachte mogelijkheden attent te maken, maar om te illustreren dat ik mij heel wel bewust ben thans voornamelijk voor eigen rekening te moeten spreken. Excellentie, U zult zich herinneren dat hoogleraren altijd 3 kwartier plegen te spreken voorzover ze tenminste geen minister zijn geworden. Ik kan U verzeke ren dat ik korter zal kunnen zijn. Immers, de Archiefraad heeft nog geen geschie denis gemaakt; terecht heeft U er ook op gewezen dat er in de wet nauwelijks iets over taak en werk van de Raad te vinden is. Voor een rechtshistoricus lijkt er dan ook thans geen werk aan de winkel. Terecht veronderstelde U echter dat de Raad zich wel niet zal beperken tot het adviseren inzake vernietigingslijsten en ar chiefbewaarplaatsen in de zin van artikel 23. U sprak over een veelheid van pro blemen en over het feit dat de Rijksarchiefdienst zich in een niet geheel bevredigen de toestand bevindt. De dienst is in opspraak gekomen; het archief is tegenwoordig nieuws. Ik weet het niet, maar het zou mij niets verbazen als aan de archiefdienst het laatste jaar meer kolommen in de pers zouden zij!n gewijd dan in de 30 vooraf gaande jaren bij elkaar. Het is goed dat misstanden worden gesignaleerd; dat is gezond. Maar er moet dan ook worden gesaneerd. Wij plegen dat in Nederland te doen door commissies in te stellen die rapporten opstellen die dan weer moeten worden bestudeerd. U stelde ons ook al enig huiswerk in het vooruitzicht, namelijk het organisatierapport van Uw afdeling Organisatie en Efficiency, die met zijn onderzoek al begonnen was in de zo te noemen prae-pers-periode. Misschien zal veel van de kritiek door dat rapport kunnen worden ontzenuwd; de gevoelens van onbehagen over het recent verleden en van onzekerheid over de toekomst die in en buiten de archiefwereld bestaan, zullen echter wel niet door genoemde afdeling zijn geanalyseerd. Een archivaris zei mij eens dat de eerste taak van een archivaris is: inventariseren, zijn tweede taak is: inventariseren, terwijl hij in de derde plaats moet inventariseren. Ook wij zullen een twee drie moeten beginnen met inven tariseren. Problemen en vragen moeten eerst worden onderkend voordat gedachten over de toekomst kunnen worden gevormd. De overtuiging leeft dat inventarisering van de problemen en analysering van de zo juist gesignaleerde gevoelens met voortvarendheid door ons dient te worden aangevat, zonder dat uiteraard het werk dat verder op de Raad ligt te wachten mag worden uitgesteld. De heren Formsma, Slicher van Bath en de voorzitter zullen bijgestaan door de secretaris die voorlopig voor de volle werktijd ter beschikking van de Raad komt direct in het nieuwe jaar de hand aan de ploeg slaan met de bedoeling dat de Raad voor dat wij onze eerste verjaardag zullen vieren in ieder geval over de wrijf- en knel punten zal hebben gerapporteerd en geadviseerd. Uiteraard hopen wij ook de verdere adviezen waarom U vroeg dan te hebben uitgebracht. Het enige dat ik U nu positief kan verzekeren is, dat er intens en hard zal worden gewerkt, dat er veel zal worden gelezen, met velen zal worden gesproken en dat het voor ons op de begroting uitgetrokken bedrag zal worden overschreden. Wij zullen er naar streven snel maar ook goed werk te leveren. In de akker liggen stenen des aan- [116] stoots; ze zullen er uit moeten, wil er van vruchtbaar maken sprake zijn, wil er straks optimaal geoogst kunnen worden. Het zal U zijn opgevallen dat wij een beroep deden op de oud rijksarchivaris van Groningen, de heer Formsma. Wij zullen in de toekomst stellig vaker een beroep doen op niet-leden van de Raad. Niet dat ik bang ben dat men anders zal mees muilen over het werk van dilettanten waartoe men mij in de eerste plaats mag rekenen maar omdat het vanzelfsprekend is dat wij alle krachten mobiliseren om de handel in oud papier zoals de vorige algemeen rijksarchivaris zijn bedrijf gekscherend noemde weer voldoende kredieten te verschaffen. Krediet verschaffen wij bepaald de nieuwe algemeen rijksarchivaris. Ik stel er prijs op dat hier tot uitdrukking te brengen. De kans dat wij in de Raad onderling en dus ook met ons medelid de algemeen rijksarchivaris wel eens van mening zullen verschillen lijkt mij niet denkbeeldig. Maar het zijn juist de andere opvat tingen die dwingen tot dóórdenken en tot verder analyseren en wanneer dat alles wordt beheerst door éénzelfde hartstocht voor het archiefwezen, dan hoop ik bijna op de gelijke meningsverschillen tussen de gelijkgestemde pares. Excellentie, U heeft in Uw rede heel wat aangestipt waarop ik uiteraard niet direct hoef te antwoorden. Het is anders wel heel verleidelijk over de educatieve kant van het archief uit te weiden, bij deskundigen en dilettanten en hun quasi-vormen stil te blijven staan of te spreken over de betekenis van sommige van onze archivalia voor het buitenland en van sommige buitenlandse archivalia voor ons land en daarbij de vraag op te werpen hoe dat tot elkaar te brengen. Interessant was ook Uw opmerking over de termen in de Archiefwet „archief bescheiden" en „archief wezen". Ik geloof geheel in Uw lijn te blijven wanneer ik verklaar, althans voor mij zelf en in dit opzicht, niet 'bescheiden' te willen 'wezen'. Eerbied voor de wet is een goed ding als tenminste de wet goed is; wanneer het beter kan dan dient zelfs een monument als de Archiefwet verbeterd te worden. Excellentie, Ons wacht een moeilijke, een delicate, maar ook een boeiende taak. De Raad mag geen schild worden waarachter een Minister zich kan verschuilen; het mag ook geen college worden van amateurs die de vakmensen voor de voeten lopen; ook niet een instantie die formeel in alles en nog wat gehoord moet worden, in alles en nog wat de al of niet hooggeleerde neuzen moet steken, onder alles en nog wat aan de rij parafen er nog een toevoegt, maar ook geen deftig college dat zijn tijd verdienstelijk uitzit tot de Leeuw er op volgt. Wat zal de Raad dan doen? Excellentie, Mijne Heren, Het Nederlands archiefwezen, al diegenen die daar direct of indirect bij betrokken zijn of zijn geïnteresseerd, Uw Ministerie en de andere ministeries en de Archiefraad, wij moeten allen samenwerken. Moge de Raad in dit geheel van acties, reacties en interacties de rol van een goede kataly sator te vervullen. [117]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 62