S'Srf«3i S°: tMsrtöïrs SÏÏR &2S!Z£ m burg mV^T'JrtSs"LhS,t'LT'' "f'i III, Mi'Wd -Sf&hsoi52-154 <29-3i) cn v™e«™- Lik 14, ?SlApïisBSdk t. mornatme Het vermoeden, dat één der twee genoemde Pieters met Pieter van Leiden ge ïdentificeerd zal kunnen worden, ontleen ik aan het feit dat er ook een Arnoud onder de kapelaans was. In 1299 legden Pieter van Leiden en Arnoud, clericus registri, samen met Jan van Dordrecht het papieren cartularium LRK la aan. Eén van die Pieters kan tevens de in het kolofon van het papieren cartularium genoemde opdrachtgever tot de vervaardiging er van zijn01. Vanaf het begin van de Henegouwse tijd komt men Pieter van Leiden min of meer doorlopend tegen in dienst van de graaf. Van zijn aandeel in de vervaardi ging van het papieren cartularium LRK la, in november of december 1299 is uitvoerig gesproken. Van 19 april tot 1 augustus 1300 en van 3 (of 10?) oktober 1300 tot 22 maart 1301 had hij een funktie in het financiële beheer van de huis houding van de gravin02, in 1302 vervulde hij een dergelijke taak bij de graaf van 21 april tot 25 november80. Dit was steeds gedurende het verblijf van de gravin resp. de graaf in Holland en Zeeland. In 1308 blijkt Pieter van Leiden rentmeester van Zeeland te zijn. Uit dat jaar beschikken we over een lijst van bewisen, een opgave van de in verband met vrijstellingen in de ambachten niet geïnde en bijgevolg ook niet aan Pieter afge dragen schotbetalingen04. Als rentmeester van Zeeland komt hij verder nog voor in 1308, 1309, 1311, 1312, 1315 en 13 1 605, hij zal die funktie dus wel doorlopend van 1308 tot 1316 hebben bekleed. Uit die periode dateert ook het Zeeuwse tiend- register, een codex met afschriften van oorkonden waarbij de graaf zijn tiend rechten verpacht60. De laatste vermelding van Pieter van Leiden als rentmeester van Zeeland is van 27 mei 13 1 607. Op 22 augustus van datzelfde jaar gaf Pieter opdracht het papie ren cartularium in gewijzigde vorm te kopiëren. Het begin van de met het gekopi eerde cartularium ten nauwste samenhangende systematische registratie moet wel van datzelfde tijdstip dateren08. Pieter van Leiden zal het rentmeesterschap van Zeeland dus tussen 27 mei en 22 augustus 1316 hebben neergelegd. Zijn opvolger, Gerard Alewijnsz., bekleedde die funktie tot 20 maart 1318 en was 81 Zie hiervóór, p. 36, 38. 62 Rekeningen uitg. Smit, I, Amsterdam 1924 (W.H.G., 3e serie nr 461 tzie hier vóór n 58), p. 5-7; vgl. Van Riemsdijk, Tresorie, p. 44-46 64 ong- a'w"' p- 12; Van Riemsdijk, Tresorie, p. 45. ,.r RRR 34> vR 80; vgl. Van Riemsdijk, Tresorie, p. 7071 vermeld onder mijns heren manne, ARA, charters grafelijkheid doos 37 dikt van 66 LRkT4 vRr87e 7 v Pü"en Van de ®raaf gehouden; in dorso). J (1- u V 81; vsi' Van Riemsdijk, Tresorie, p. 7071 Zie hervóor n. 65. 68 Zie hiervóór, p. 6065. [66] pas vanaf 1320 in de kanselarij werkzaam80. Deze chronologische gegevens beves tigen onze al hiervóór gemaakte konklusie, dat de systematische en doorlopende registratie is mgesteld door Pieter van Leiden en niet door Gerard Alewijnsz., aan wie sedert Van Riemsdijk deze reorganisatie van de kanselarijadministratié is toegeschreven70. Overigens is Pieter van Leiden niet lange tijd „chef van de kanselarij" geweest. Nog m 1316 maakte hij zijn testament71; vóór 16 augustus 1323 is hij overleden72 Wanneer Gerard Alewijnsz. vanaf 1320 in de kanselarij optreedt dan is dat vanaf at moment ook als de man die daar de leiding in handen heeft73. Het heeft er dus alle schijn van dat Pieter van Leiden slechts tot uiterlijk 1320 daadwerkelijk de man van de registers is geweest. Anders dan zijn veel beter bekende opvolger was Pieter van Leiden priester; kapelaan van de graaf, bezitter van kerkelijke prebenden74. Hierin is deze man die nog onder de laatste graven van het Hollandse huis had gediend, de grafelijke funktionaris-oude-stijl. Hij bezit echter ook duidelijk modernere zijden. Reeds in zijn Zeeuwse jaren had hij zijn gevoel voor systematiek in de administratie ge toond. Met de reorganisatie van de grafelijke kanselarij kon deze kwaliteit op veel grotere schaal worden toegepast. - In 1316 was registratie in landsheer lijke en daarmee vergelijkbare kanselarijen niet geheel nieuw, wel uiterst mo dem. Sedert 1253 werd door het domkapittel van Lausanne een register bijgehou den; vanaf omstreeks 1260 werden de oorkonden van de graaf van Poitiers ge registreerd"'. In de Henegouwse kanselarij kopieerde men van 1297 af wel uitgevaardigde oorkonden, maar nogal te hooi en te gras, achterin cartularia 80 De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het Henegouwsche huis nite Riem* ïüw.ï'?!" .IT St' Piett'Skerk "ni" II, P. 174; vgl. Van 72 Oorkonde waarbij regelingen worden getroffen t.a.v. vorderingen van ziin nalaten ARA' Ri*™' ZrU,™597^59?' Alewijnsz" p' 152-153 (29-30); Van Riemsdijk, Tre- Mq) Kapelaan, yaa het grafelijke hof te Den Haag waarschijnlijk 1291 febr 2 VdB II Nalezing 75 (zie hiervóór, p. 65 n. 60, priester 1309 dec. 29 (zie hiervóór n 62) kane laan van de graaf 1311 okt. 1, LRK 13, f. 115vr, nr. 561- 1315 mei 16 TRI? i nr. 34 (LRK 2, f. 7r, nr. 34 LRK 13, f. 22v, nr. 32 LRK 18 'f 24r nr 31) Kanunnik van St. Pieter te Utrecht, 1316 aug. 22 LRK 40 kolofon nifi 1' [67]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 37