Hoofdstuk V Het begin van de systematische registratie - Ieder der acht capita van het in 1316 vervaardigde cartularium LRK 4052 korrespondeert met één regionaal register of met enkele zulke registers van de in de meeste gevallen in tweevoud voorhanden reeks. Deze overeenkomst wordt duidelijk uit de onderstaande staat. LRK la LRK 40 Registers 1316 1336 aparte Katern I Caput I klein groot registratie registers 'Land van Utrecht' 'Land van Utrecht' LRK nr. LRK nr. vanaf vanaf Amstelland Amstelland Amstelland 6a 29a 1317 1324 Land van Woerden Land van Woerden Woerden 35 1317 1324 sticht sticht Utrecht 3 10 1319 1324 Caput II voorts: Keulen Gelre Gelre Gelre 28 1319 1324 Brabant Brabant 16 17 1319 1324 Caput III Friesland Noord-Holland N.-Holland 1 2 1316 1316 Zeeland Caput IV Katern II Zuid-Holland Z.-Holland 7 22 1317 1317 Zuid-Holland Caput V Zeeland Friesland Friesland 11 9 1317 1317 Caput VI Kennemerland Kennemerland Kennemerl. 38 37 1317 1317 (Noord-Holland) (en Waterland Waterland 6b 29b 1324 1324 Caput VII Zeeland Zeeland 13 18 1317 1317 Katern III Caput VIII Engeland Henegouwen Henegouwen 12 36 1316 1324 Duitsland Frankrijk Brabant Duitsland Duitsland 39a 1319 1324 Frankrijk Engeland Engeland 39b 1325 1325 toegevoegd na 1299: Henegouwen 52 Zie hiervóór, p. 4043. [60] Het duidelijkst spreekt deze overeenkomst wel waar het de gebieden Noord-Hol land, Zuid-Holland, Friesland, Kennemerland en Zeeland betreft, die in deze volg orde de capita III t/m VII van het cartularium vormen en ieder over een eigen register in tweevoud beschikken. Van deze afdeling binnenland in engere zin blijkt alleen het caput Kennemerland, dat mede enige Waterlandse stukken be vat, niet met één maar met twee stellen registers te korresponderen. De capita I, II en VIII van het cartularium LRK 40, alle zeer duidelijk verzamel- capita voor enige groepen buitenlandse' landstreken, korresponderen steeds met meer dan één stel registers. Het „land van Utrecht" met Amstelland, Woerden en het sticht Utrecht; het tweede caput met de registers voor Gelre resp. voor Brabant; het laatste caput (het verre' buitenland) met de registers Henegouwen, Duitsland en Engeland. Van de in caput VIII onderkenbare Franse groep is geen pendant onder de registers voorhanden, evenmin als van de in LRK 40 aangeduide Keulse. Men is geneigd terstond te konkluderen, dat net geen toeval kan zijn dat de in deling van het in 1316 vervaardigde cartularium LRK 40 zo duidelijk overeen stemt met de wijze waarop men de sedert datzelfde resp. het begin van het daar opvolgende jaar uitgevaardigde oorkonden registreerde; en dat het cartularium en de registerreeks dus wel ten nauwste moeten samenhangen, zozeer dat beide door één geest moeten zijn gekoncipieerd. Toch ligt zon konklusie niet zonder meer voor de hand. Immers, voor de jaren 1316/171324 beschikken we niet over de oorspronkelijke registratie, maar slechts over een reeks afschriften daarvan. Het is dus heel goed mogelijk, dat de indeling der registers zoals wij die kennen eerst na 1316, uiterlijk in 1324 tot stand is gekomen en dat de overeen komst van deze indeling met die van het cartularium LRK 40 bijgevolg een toe vallige is. Inderdaad wordt het zo ongeveer door Van Riemsdijk gesteld: de grote registers 13161324 (waarvan de kleinere exemplaren, uitgezonderd het Zeeuwse, kopieën zouden zijn) zouden zijn afgeschreven naar één enkel, nu ver loren, register zonder indeling naar landstreken53. Later was Van Riemsdijk er wat minder zeker van dat in dat verloren oorspronkelijke register de afschriften niet regionaal ingedeeld zouden zijn geweest51. De weergave van Van Riemsdijk hebben wij deels kunnen bevestigen, deels ook korrigeren. Gebleken is, dat niet slechts de twee exemplaren van het register Zeeland over de periode van 1316 tot 1324 (zij het slechts een gedeelte hiervan), maar ook gedeelten van de twee registers Zuid-Holland en van de twee iegis- ters Kennemerland onafhankelijk van elkaar naar de oorspronkelijke registratie zijn vervaardigd55. Uit dit feit nu kan een in dit verband belangrijke gevolg trekking worden gemaakt. Even onmiskenbaar als de onderlinge onafhankelijk heid van de betreffende gedeelten der onderscheidene twee exemplaren, is hun onderlinge overeenkomst: beide bevatten ze steeds dezelfde reeks oorkondeaf schriften in dezelfde volgorde. Dit overeenkomstige moeten die gedeelten der 53 Van Riemsdijk, Gerard Alewijnsz-, p. 161162 (3839). 54 Van Riemsdijk, Tresorie, p. 605. 55 Zie hiervóór, p. 5358. [61

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 34