De nrs. 197 van LRK 22 werden door 3A, wellicht met enige onderbrekingen
(in nr. 23, tussen de nrs. 43 en 44 en de nrs. 84 en 85), geschreven en lopen door
tot in het derde katern. De nrs. 165 en het begin van nr. 66 korresponderen
met de nrs. 167 van LRK 7, waar ze echter niet naar werden gekopieerd.
In nr. 22 (f. 3v4r) worden als medezweerders van de graaf van Kleef opge
somd een aantal lieden, waaronder Johannes Buyt, die in LRK 7 (f. 4v5v, nr.
22) ontbreekt. Boven nr. 58 (f. lOv) staat Per Will'm camerarium et Enghel-
bertum receptorem Noerthollandie. Deze notitie ontbreekt in LRK 7 (f 15r nr
59).
De slotsom van het onderzoek naar de onderlinge verhouding van de twee re
gisters voor Zuid-Holland tot 1324 is, dat van beide de allereerste reeks, lopende
over de jaren 1317 tot 1321, onafhankelijk van de andere is ontstaan. Over de
jaren 1321 tot 1324 is het kleine register (LRK 7, nrs. 67156) evenwel een
afschrift van het grote (LRK 22, nrs. 66152).
De registers Kennemerland LRK 38 klein; LRK 37 groot)
De hand 3P, die de eerste reeks van LRK 38 schreef, kopieerde niet naar de
korresponderende reeks van LRK 37 (3A). Bij afschrift nr. 8 (LRK 38, f. lv2r)
staat in de marge Per dominum Wilhelmum veren B[er]tenzone; het woord domi
nion ontbreekt in LRK 37 (f. lv). Hetzelfde konstateert men in de notitie bij
nr. 22 (f. 4v; in LRK 37, f. 3v, nr. 22): Per dominumepiscopum Zuden'.
Andersom schreef 3A zijn reeks in LRK 37 ook niet over van die van 3P (zo dat
al mogelijk zou zijn geweest; 3P bleek immers enige jaren na 3A in de kanselarij
werkzaam). Op 20 januari 1317 (in beide exemplaren f. Ir, nr. 4) verleende de
graaf iemand alle dat recht dat vrielude hebben, hem ende haren nacomelin-
ghen; in LRK 38 ontbreekt het woordje hem. Bij nr. 19 (f. 3r) staat in de
marge Per dominum Zudendominum Sy. de Benth., Ghe. Raporst et alios.
Deze aantekening ontbreekt in LRK 38 (f. 4r. nr. 19)50. In nr. 21 (f. 3v.)
beleent de graaf Jan van der Schure met een goed, van ons ende van onsen
nacomelinghen hem ende sinen nacomelinghen te houden te rechten leene. In
LRK 38 (f. 4r v, nr. 21) ontbreekt hem ende sinen nacomelinghen.
De tweede reeks van het kleine register (LRK 38, nrs. 4265) is evenwel een
kopie van het grote (LRK 37, nrs. 4267).
De twee voorhanden exemplaren van het register voor Kennemerland zijn dus
voor wat betreft hun gedeelten lopende over de jaren 1317 tot 1321 onafhanke
lijk van elkaar tot stand gekomen.
De overige registers
Van de overige registers dienen we steeds, overeenkomstig de slotsom van Van
Riemsdijk, het gedeelte der kleine exemplaren over de jaren tot 1324 als een
V®n Rosdijk, Gerard Alewijnszp. 160—161 (37—38), n. 2; en Van
Riemsdijk, Tresorie, p. 603, alwaar de opgave niet geheel juist is.
[58]
afschrift te beschouwen van het korresponderende gedeelte der grote. We moe
ten hier enig voorbehoud maken. Weliswaar troffen we nooit een plaats aan waar
uit opgemaakt zou moeten worden dat het, kleine exemplaar onmogelijk
naar het grote geschreven kan zijn, maar in lang niet alle telkens door één hand
geschreven reeksen vonden we aanwijzigingen dat het kleine exemplaar een af
schrift van het grote moest zijn. Zulke aanwijzingen kunnen er uiteraard nog
wel zijn, ze zijn dan niet door ons gezien doordat we ons noodzakelijkerwijs
wel tot een aantal steekproeven per reeks moesten bepalen. Overigens ver
zet zich de chronologie der handen nergens tegen de veronderstelling, dat de
kleine registers (uitgezonderd gedeelten van de registers Zeeland, Zuid-Holland
en Kennemerland) over de jaren tot 1324 kopieën zijn van de grote.
Konklusies
Opvallend is, dat de gedeelten der kleine registers over de jaren 1316 tot 1324
die onafhankelijk van de grote exemplaren, dus evenals deze naar de verloren
oorspronkelijke registratie zijn gekopieerd, juist die fragmenten van de kleine
registers zijn die reeds vóór het optreden van 3D en zijn collega's 3L, 3K, 3Q, 3J
en 3T bestonden. Eerder konstateerden we reeds, dat men in de kanselarij enige
jaren nadat de reeks gekopieerde registers op groot formaat was opgezet, een
zekere achterstand had laten onststaan door in de meeste gevallen sedert het be
gin der jaren '30 niet voort te gaan met het overnemen van de oorkonden uit de
oorspronkelijke registers in die grote kopieën, en dat die achterstand in 1336 of
later door 3D en zijn medewerkers is bijgewerkt; en voorts, dat de tweede
reeks kopieën, nu op kleiner formaat, al in een veel eerder stadium niet was
voortgezet51. Hier kan nu de konklusie aan worden toegevoegd, dat in dezelfde
tijd waarin in het systeem van gekopieerde registers de klad was gekomen, de
oorspronkelijke registers over de jaren tot 1324 (voor Zeeland tot 1323) ver
loren moeten zijn geraakt. Althans, 3D en de genoemde vijf schrijvers die tege
lijk met of korte tijd na hem werkten vervolledigden de kleine reeks niet met
behulp van die oorspronkelijke registratie, maar met behulp van de daarvan reeds
gemaakte afschriften op groot formaat.
51 Zie hiervóór, p. 53.
[59]