merken opsporen, die de mogelijkheid uitsluiten, dan wel ons juist dwingen,
om van een kopie van het kleine register te spreken. Van ongeveer de helft van
deze taak zijn we bij voorbaat ontslagen, sedert we de onderscheidene handen
min of meer nauwkeurig hebben kunnen dateren. Het heeft natuurlijk wel zin
om na te gaan, of 3D (na 1336) overschreef van 3A (ca. 132124); maar
andersom in zinloos. Alleen korresponderende gedeelten geschreven door twee
ongeveer gelijktijdige handen dienen in beide richtingen te worden onderzocht.
Om geen ruimte nodeloos te vullen zijn de resultaten voor zover die Van Riems-
dijks mededelingen bevestigen alleen in de hierachter gevoegde schema's ver
werkt. Slechts waar zijn resultaten herziening behoeven zetten we zulks hier
nader uiteen. Het komt er op neer dat hier alleen de gedeelten van de registers
Zeeland, Zuid-Holland en Kennemerland over de jaren 1316 tot 1324 op de
onderlinge verhouding der telkens twee exemplaren worden onderzocht.
De registers Zeeland (LRK 13 klein; LRK 18 groot)
De hand 3C schreef de eerste reeks van LRK 13. Er is geen enkele aanwijzing dat
hij die reeks niet kan hebben gekopieerd naar de door 3A geschreven korres
ponderende teksten in LRK 18. Daarentegen treft men geen enkele plaats aan
op grond waarvan gesteld zou kunnen worden dat 3C naar 3A geschreven moet
hebben. De vraag blijft dus open.
De hand 3D schreef tussen 1336 en 1340 in LRK 13 de nrs. 32—35 en eveneens
in LRK 18 de daarmee korresponderende nrs. 31—34. Het is niet mogelijk vast
te stellen welke van die twee reeksjes hij eerst (naar een verloren voorbeeld)
schreef en of hij het andere reeksje naar dat eerste dan wel eveneens naar dat
voorbeeld kopieerde.
De hand 3E kopieerde in LRK 13 de nrs. 36—95, evenwel niet naar LRK 18
nrs. 35—98, geschreven door 3A. In nr. 39 (f. 27v—28r) schreef hij viermaal
Honte, waar LRK 18 (f. 25v, nr. 39) steeds foutief Home heeft. De mogelijk
heid dat 3E, beter dan de kopist van LRK 18 op de hoogte van de Zeeuwse geo
grafie, al kopiërende deze fout verbeterde (en dus wèl LRK 18 afschreef) is niet
erg groot, want zelf schreef hij na twee keer Hinkele(n) één keer Kinkele, ter
wijl LRK 18 steeds goed en duidelijk Hinkelen te lezen geeft. Nr. 83 (f 38rv)
is ghegheven ende gheseyt in Middelb. op den witten donresdagh in 't jaer ons
Heren M° CCC" ende twintich. Dit afschrift behoort tot een gedeelte van de reeks,
dat 3E bij vergissing hier voor een tweede maal afschreef; eerder (f. 35v—36r,
nr. 82a) staat het afschrift ook al en wel met gelijkluidende dagtekening. In
LRK 18 (f. 32r—v, nr. 84) ontbraken aanvankelijk de woorden in Middelburch,
die een andere hand later toevoegde, evenwel na het woord twintich aan het slot.
In de jaren 30 schreef de niet nader dateerbare hand 3F in LRK 13 de nrs.
96—137. Over de verhouding van de nrs. 96—110 tot de ermee korresponderen
de nrs. 99—114 van LRK 18 blijkt niets. De nrs. 111—137, die met de nrs.
115—142 van LRK 18 overeenkomen, kopieerde 3F met daaruit. In nr. 112 is
[54]
(op f. 46r) sprake van ghebot te legghene op dike ende op sluse ende wateringhe
ende op herweghen; LRK 18 is (f. 38r, nr. 117) korter: ghebot te legghen op
dike, sluse, wateringhen ende hereweghen. In het afschrift van deze zelfde oorkon
de heet het in LRK 13 (f. 46v): ende ne vonde hi ginder ghiene have te pan
den terwijl in LRK 18 het woord ginder ontbreekt; in LRK 13: also verre
als die luden ghemeenlike hem setten wel te diken terwijl in LRK 18 het
woord setten ontbreekt. In nr. 131 (f. 49rv) is sprake van van achterstalle
voerscreven twie5i hondert lb., terwijl LRK 18 het woord voerscreven niet
heeft. In nr. 133 (f. 49v) staat als et voerscreven es; in LRK 18 (f. 40v, nr.
137) als et voirseyd es. Het een zal niet naar het ander zijn geschreven en het
ander evenmin naar het een, maar beide naar een gemeenschappelijk voorbeeld,
dat afkortte tot voers. (voirs). Iets dergelijks komt nogmaals voor: in nr.
137 (f. 50rv) is sprake van de begijnen van Zierikzee die 'r (nl. in het begijn
hof) nu in woenen jof in woenen sullen, terwijl LRK 18 (f. 41r, nr. 142) het
woord nu weglaat, daarentegen spreekt van jof hierna in wonen zullen. De
woorden nu en hierna zullen beide in het tweemaal afgeschreven voorbeeld
hebben gestaan.
Het le. en 8e katern van LRK 13 beschreef 3G met de nrs. 138204. Hij ko
pieerde hier niet naar LRK 18, nrs. 143208 (3B). In nr. 140 (f. 51v) oor-
kondt de graaf dat hij omme dienst willen hem (lan Reymaerszone) ghegheven
hebben ende gheven een stuk land. Het woord hem staat niet in LRK 18 (f.
41v, nr. 145). De oorkonde nr. 142 (f. 51v) is gedateerd feria sexta post
inventionem sancte crucis 7 mei) 1322. In LRK 18 (f. 42r, nr. 147) staat ante
i.p.v. post, hetgeen neerkomt op 30 april. Gezien de datering van het voorafgaan
de afschrift (5 mei) moet LRK 13 met 7 mei wel de juiste lezing weergeven,
die de kopist moet hebben overgenomen van een ander voorbeeld dan het fou
tief gedateerde afschrift in LRK 18. In nr. 162 (f. 55rv) oorkonden Daniel
en Jan van Baarsdorp dat de graaf hen ontfaen hevet tote siere ghenaden; LRK
18 (f. 44v45r, nr. 167) mist het woord hevet. De nrs. 176 en 177 (f. 57v
58r) komen in LRK 18 in het geheel niet voor16.
Het is dus aantoonbaar dat f. 27r62v van het kleine register Zeeland niet
is gekopieerd naar het ermee korresponderende gedeelte van het grote. Van de
drie handen die dit gedeelte van het kleine register schreven is 3E vrijwel
contemporain met de twee handen (3A en 3B) van het grote; de hand 3F zou het
kunnen zijn en 3G is op grond van de tweede helft der kleine registers slechts
korte tijd na 3B werkzaam geweest. We zullen dus ook nog moeten nagaan of
er aanwijzigingen zijn dat het grote register hier een kopie is van het kleine, dan
wel onmogelijk een kopie daarvan kan zijn.
De hand 3A schreef in LRK 18 vanaf het begin van het vierde doorlopend tot
in het vijfde katern de nrs. 35114. De nrs. 3598 hiervan, korresponderende
45 Er stond eerst twintich, welk woord door 3D in twie is verbeterd. In het afge
schreven voorbeeld zullen romeinse cijfers hebben gestaan.
48 Vgl. Van Riemsdijk, Tresorie, p. 604.
[55]