De datering van de door 3B1 en 3B2 geschreven reeksen luidt in eerste instantie
dus: ca. 1325/26ca. 1331 juli 23; wellicht nogal vroeg in deze periode.
Gedurende een aantal jaren zijn er naast 3B nog enige handen in de kanselarij
werkzaam geweest, t.w. 3S, 3C, 3H, 3L, 3G, 3M, 3N, 3P, 3R en 30.
De hand 3S komt in de kleine primaire registers voor van 1327 juli 27 tot
1332 juli 21; de hand 3C van 1329 dec. 26 tot 1334 mrt. 6. De enige door 3S
gekopieerde reeks (LRK 36, nrs. 138, na 1330 apr. 8) zal zijn geschreven tussen
1330 apr. 8 en ca. 1332 juli 21.
De hand 3C, die blijkens de primaire registratie van omstreeks 1329 dec. 26 tot
1334 mrt. 6 in de grafelijke kanselarij werkzaam was, kopieerde drie reeksen met
terminus post quem resp. 1317 okt. 1 (de eerste reeks van LRK 13), 1331 mrt. 31
(LRK 2, nrs. 464468) en 1333 mei 7 (LRK 18, nrs. 305611). Deze laatste
reeks volgt op een in hetzelfde katern door 3B2 geschreven reeks. De tweede van
deze drie reeksen volgt op een in hetzelfde katern door 3H geschreven reeks en
wordt ook weer door een door 3H geschreven reeks gevolgd. De hand 3H komt
in de kleine registers voor van 15 okt. tot 2 dec. 1333. De tijdvakken waarbinnen
de door 3C vervaardigde reeksen werden geschreven stel ik dus op resp. 1329 dec.
26—1334 mrt. 6; 1333 okt. 15dec. 2; en 1333 mei 71334 mrt. 6.
De hand 3H is slechts enkele maanden in de primaire registers werkzaam ge
weest: 1333 okt. 15dec. 2. Hij kopieerde twee reeksen die aan een door 3C ge
kopieerde voorafgaan resp. daar op volgen (LRK 2, nrs. 207bis463, na 1330
nov. 19; en nrs. 469498, na 1332 febr. 14), alsmede een reeks in LRK 7 (nrs.
67156). Hieraan kunnen geen nadere dateringselementen voor de hand 3H wor
den ontleend. Beide reeksen dateren we dan ook 1333 okt. 15dec. 2.
De hand 3L, die primair registrerend niet voorkomt, kopieerde in LRK 22 een
reeks (nrs. 153378) die eerst na 1331 apr. 24 kan zijn geschreven. In het
zelfde katern zijn na hem 3M en 3N nog werkzaam geweest. Mede op grond van
de datering dezer twee handen (zie hierna) stel ik de tijd waarbinnen 3L werk
zaam was op 1331 apr. 241334 juni 10. Later zullen wij de hand 3L nogmaals
ontmoeten.
De hand 3G komt in de kleine registers voor tussen 1333 apr. 9 en 1334 juni 23.
De enige reeks die hij kopieerde (LRK 13, nrs. 138204, na 1323 juli 3) zal
dus wel binnen die periode zijn geschreven.
In de tweede helften der kleine registers komt 3M voor van 9 mrt. tot 10 juni
1334. De enige door hem gekopieerde reeks (LRK 22, nrs. 378bis397, na 1332
mrt. 31) zal wel binnen die korte periode zijn geschreven.
De hand 3N was al eerder en ook nog later dan 3M in de tweede helften der
kleine registers werkzaam: 1333 sept. 21—1335 sept. 21. Het enige reeksje dat
hij kopieerde (LRK 22, nrs. 398—409, na 1332 aug. 7), volgt op de door 3M
in hetzelfde katern geschreven reeks. De kopieerarbeid van 3N dateer ik dus
1334 mrt. 91335 sept. 21.
De hand 3P komt niet in de primaire registers voor. De enige door 3P geschre
ven reeks (de eerste reeks van LRK 38, na 1321 okt. 21) zal zijn vervaardigd
[50]
in 1326 blijkens herhaalde vergissingen bij het kopiëren van dateringen: 1326 in
plaats van 1320 (nrs. 22, 27, 29).
De hand 3R kan slechts zeer ruim worden gedateerd. Hij komt in de tweede
gedeelten van de kleine registers niet voor. Twee reeksen werden door hem
gekopieerd (LRK 39a, nrs. 1584; en de eerste reeks van LRK 39b), beide na
1326 sept. 12. In LRK 39a volgen in hetzelfde katern reeksen van 3D en 3Q
(over wie hierna nader). Ik dateer 3R dus 1326 sept. 121336 mrt. 14 (of later,
doch vóór 3D).
Op dergelijke wijze is het met 30 gesteld. Deze hand komt primair registrerend
niet voor. Drie reeksen werden door hem gekopieerd (LRK 9, nrs. 50123;
LRK 29a, nrs. 1780; en LRK 37, nrs. 68173, alle drie na 1331 juli resp.
17, 22, 24). Deze drie reeksen staan alle vóór een door 3D in hetzelfde katern
geschreven reeks. De kopieerarbeid van 30 valt dus tussen 1331 juli 17/22/24
en 1336 mrt. 14 (of later, doch vóór 3D).
De hand 3D was blijkens de primaire registraties en op grond van enkele tij
dens graaf Willem IV of daarna door hem gekopieerde reeksen in de kanselarij
werkzaam van 1336 mrt. 14 tot na 1340 mrt. Hij kopieerde een zeer groot aantal
reeksen in de registers van Willem III, met zeer uiteenlopende termini post
quem (vroegste 1317 okt. 10, laatste 1336 sept. 22). Op veertien verschillende
plaatsen schreef hij een reeks in een katern waarin vóór hem al één of enkele
der reeds behandelende handen 3A, 3B, 3C, 3H, 3P, 3R en RO werkzaam
waren geweest, terwijl geen dezer zeven handen ooit op 3D volgt. Zijn kopieer
arbeid zal dus gedateerd moeten worden na 1336 mrt. 14. Als terminus ad quem
stel ik ca. 1340 mrt.; het „circa" hiervan zeer ruim te verstaan.
De handen 3L, 3K, 3Q, 3J en 3T waren tegelijkertijd met resp. na 3D werkzaam.
De hand 3L ontmoetten wij reeds ca. 1331ca. 1334. In hetzelfde register LRK
22 waarin hij toen een reeks schreef, kopieerde hij er nog een (nrs. 411eerste
regel van nr. 479, na 1336 sept. 21) in een katern waarin reeksen geschreven
door 3D voorafgaan en volgen.
Ook 3K registreerde nooit in de tweede helft der kleine registers. In LRK 1 ko
pieerde hij twee reeksen (nrs. 133, na 1317 okt. 10; en nr. 38, na 1319 sept.
13) die een in datzelfde katern door 3D geschreven reeks insluiten; en in LRK
10 een reeks (nrs. 60149, na 1332 apr. 15) die aan een door 3D geschreven
reeks voorafgaat.
Evenzo is het gesteld met 3Q. In LRK 17 schreef hij twee reeksen (nrs. 2023,
na 1328 aug. 8; en nr. 29, na 1333 apr. 16) afwisselend met twee door 3D in
hetzelfde katern gekopieerde reeksen.
De hand 3J, evenmin uit de primaire registers bekend, schreef in LRK 2 de
laatste reeks (na 1336 sept. 20). In hetzelfde katern was 3D vóór hem werkzaam
geweest.
De jongste hand is waarschijnlijk wel 3T. Ook hij komt in de tijd van Willem
III niet in de primaire registers voor. In een gekopieerd register van Willem IV
schreef hij een reeks met terminus post quem 1345 jan. 3 (LRK 30, nrs. 410
[51]