1324 mei 13 1325 aug. 1 1327 juli 27 1333 okt. 15 1329 dec. 26 1334 mrt. 9 1333 apr. 9 1333 sept. 21 1336 mrt. 14 na 1345 jan. 23 door^dLS^ TV in/Chrijving b<*aaId ■HMHi WÊÊÊÊÊ vaardigden waaruit de grote registers en de tot 1324 lopende gedeelten van de klei ne bestaan, komen er negen voor in de gedeelten vanaf 1324 van de kleine registers, de van dag tot dag bijgehouden registratie. De tijdstippen, waartussen ie er van deze negen handen in de kanselarij werkzaam was, kunnen dus met een grote graad van zekerheid uit deze tweede helften van de kleine registers worden afgelezen. Gerangschikt naar hun laatste dateerbare optreden bij de pri maire registratie sommen wij die negen handen hier op, steeds met de vermelding van de plaats waar het eerste en de plaats waar het laatste van de door de betref fende hand geschreven kopieën worden aangetroffen. In dit lijstje nemen we ook de hand 3T op, die niet uit de primaire registratie van Willem III bekend is maar uitsluitend uit een gekopieerd register van latere datum. Hand 3A 3B 3S 3H 3C 3M 3G 3N 3D 3T Eerste voorkomen Laatste voorkomen 1326 aug. 24 1331 juli 23 1332 juli 21 1333 dec. 2 1334 mrt. 6 1334 juni 10 1334 juni 23 1335 sept. 21 na 1340 mrt. na 1345 jan. 23 Plaats LRK 16, f. 6v, nr. 24 LRK 1, f. 6lr, nrs. 307, 30839 LRK 12, f. 17v, nr. 51 LRK 7, f. 72r, nr. 391 LRK 1, f. 89 (nieuw: 92)r, nr. 503 en eerste stuk van nr. 50440 LRK 3, f. 26r, nr. 11040 LRK 11, f. 28v, nr. 137 LRK 7, f. 82r, nr. 457 LRK 1, f. 76v, nr. 420 LRK 13, f. 127r, nr. 641 LRK 13, f. 127v, nr. 642 LRK 1, f. 99 (nw.: 101) v, nr. 593 LRK 3, f. 17 (nieuw: 37)v, nr. 163 LRK 7, f. 83r, nr. 463 LRK 1, f. 96 (nieuw: 98)v, nr. 560 LRK 1, f 102 (nieuw: 104)r, nr. 608 LRK 1, f. 104r, nr. 609 LRK 30, f. Ir9r, nrs. 159; f. 52r53r, nrs. 316—327 LRK 30, f. 65rv, nrs. 410415 f' 20^glnrLm 1tusL2°ir324r'nS' SoftS""™ 'T? 6 en 25 aug' 132^ en LRK 38, 1327 dec. 9 (datum volgende afschrift) 6erSte afSChrift dit katern) en oorkonden. e volgende afschriften van grafelijke [48] Behalve op grond van hun werkzaamheid in de tweede (primaire) gedeelten der kleine registers zijn deze negen handen nog te dateren op grond van de resp. terminus post quem der door hen afgeschreven reeksen afschriften in de grote registers en in de eerste helften der kleine; voorts ook op grond van hun onder linge volgorde binnen één en hetzelfde katern of serie doorlopend beschreven katerns. De handen, die niet in de tweede helften der kleine registers voorkomen kun nen dus uitsluitend worden gedateerd op grond van de terminus post quem van de door hen gekopieerde reeksen en op grond van hun positie t.o.v. andere da teerbare reeksen binnen één katern of serie doorlopende katerns. Hieronder laat ik het resultaat van dit kombineren van de verschillende gegevens volgen in de waarschijnlijkste chronologische volgorde. Dit kombineren is een wat goochelachtige onderneming, maar de beschikbare gegevens zijn nu eenmaal in vele gevallen weinig scherp omlijnd. De uiteindelijke datering der resp. handen is in vele gevallen ook maar bij benadering mogelijk, althans binnen veel minder nauwe grenzen dan men wel zou wensen. Om de lezing van het volgende niet tot een ontmoedigende bezigheid te maken vermeld ik het benaderende karakter van vele der resultaten er niet steeds bij. De hand 3A is de oudste en gedurende enige tijd waarschijnlijk ook de enige die werkte aan het verdubbelen der registers. Op grond van de tweede helften der kleine registers was hij weliswaar in 13251326 gedurende ruim een jaar te gelijk met 3B in de kanselarij werkzaam, maar in de gekopiëerde registers schreef hij nooit een reeks in een katern waarin 3B reeds een reeks had geschre ven. Daarentegen komt het zes keer voor dat een reeks van 3B volgt op een reeks van 3A in hetzelfde katern (LRK 10, 18, 22, 29a, 35, 37). Tussen de kopi- eerarbeid van 3A en die van 3B lijkt dus wel zekere tijd te hebben gelegen, die ik in eerste instantie plaats op ca. 1325/1326. Het eerste optreden van 3A bij de primaire registratie dateert van 1324 mei 13. De kopieerarbeid van 3A dateer ik dus in eerste instantie ca. 1324 mei 13ca. 1325/1326. De handen 3BL en 3B- kan ik door hun grote onderlinge gelijkenis slechts te zamen dateren (zie hiervóór p. 47, n. 38). Blijkens de tweede helften der kleine registers zijn zij in dienst van de grafelijke kanselarij geweest van 1325 aug. 1 tot 1331 juli 23. De meeste reeksen die zij kopieerden kunnen op grond van de dateringen der afgeschreven teksten geschreven zijn op tijdstippen die vóór deze periode liggen; twee kunnen niet vóór 1325 resp. 1326 zijn ge schreven. Gekonstateerd werd reeds, dat 3B1 en 3B2 niet gelijktijdig met 3A in de registers aan het werk zullen zijn geweest. De dateringen der handen die na hen werkzaam waren kunnen niets bijdragen tot het nader begrenzen van de tijd waarbinnen 3B1 en 3B2 kopieerden. In LRK 17, 22, 28, 29a en 35 schreef 3B~ reeksen in katerns waarin voor hem 3B1 reeds had geschreven; andersom komt niet voor. De hand 3B2 zal dus wel posterieur zijn aan 3B1. Deze konsta- tering draagt echter ook niets bij tot de absolute datering van deze twee handen. [49]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 28