Hoofdstuk II
De eerste kopie (LRK 40) van het cartularium
De vijf katerns van de in 1316 naar het papieren cartularium vervaardigde kopie
(LRK 40, vR 82) zijn op merkwaardige wijze samengesteld uit hele en halve vellen
perkament. De halve vellen zijn ongetwijfeld de overblijfsels van vellen waarvan
men de onbeschreven gebleven bladen naderhand heeft uitgesneden. In plaats van
eerst deze samenstelling weer te geven, hetgeen tot een nogal onduidelijk resul
taat zou leiden, gaat hier een overzicht vooraf van de wijze waarop de inhoud
van het cartularium LRK 40 tot stand is gekomen.
Voorin de codex, op de versozijde van het eerste, ongefolieerde blad, schreef de
kopist het hiervoor p. 36 reeds ten dele weergegeven kolofon, dat voorts de capita
opsomt: Primo de litteris ex episcopatu Traiectense, secundo de litteris Ulorum de
australi parte ac aliis circumiacentibus. Hier brak de schrijver zijn opsomming
echter af. Een andere, gelijktijdige hand, dezelfde die in het eerste gedeelte van
het kolofon ook enige woorden toevoegde, ging voort: sicuti Coloniensium et
littere Ghelren. et Brabantinorum, tercio de litteris27 terrarum Northoll., Zuytholl.,
Kenemarie et Frisonorum, quarto de litteris Zeeland'norum et Flandrorum, quinto
de litteris Francorum, Anglicorum, Haynonien. et aliorum Ghallicorum.
Hieronder volgt direkt de Ordinatio sive tabula litterarum sequentium per nume-
ros die doorloopt tot de versozijde van het derde ongefolieerde blad. Deze in
houdsopgave deelt, evenals het na de ongefolieerde bladen op f. Ir beginnende
cartularium, de afschriften echter in acht capita in. De in het kolofon als het derde
caput genoemde gebieden Noord-Holland, Zuid-Holland, Kennemerland en Fries
land blijken in werkelijkheid in vier afzonderlijke hoofdstukken te zijn onderge
bracht, voor ieder één.
De kopist begon dus met het kolofon te schrijven, waarvan hij de bewoordingen
goeddeels ontleende aan het cartularium LRK la dat hij zou afschrijven. Vervol
gens maakte hij een aanvang met het opsommen der capita, maar na er twee te
hebben genoemd hield hij daarmee op. Iemand anders vulde dit reeksje aan, aller
eerst met een nadere verduidelijking van de in het tweede hoofdstuk ingedeelde
'andere rondomliggende gebieden' en vervolgens met nog drie capita. Deze aan
vulling moet hebben plaats gevonden voordat het cartularium zelf en de tabula
waren geschreven, want daarin zijn de vier gebieden Noord-Holland, Zuid-Hol
land, Kennemerland en Friesland niet samen in één maar ieder in een eigen
caput opgenomen. Bovendien is in cartularium en tabula de volgorde aldus: cap.
5, Friesland, cap. 6, Kennemerland; andersom dus dan in de aangevulde opsom-
27 Er staat de littere.
L 40 j
ming van het kolofon. Het plan waarnaar het cartularium I.RK la in een enigs
zins gewijzigde vorm zou worden gekopiëerd werd dus nog uitgewerkt toen men
met de kopieerarbeid al was begonnen, toen nl. het kolofon van de kopie LRK
40 al was geschreven.
De kopist ging bij het samenstellen der afzonderlijke hoofdstukken aldus te werk,
dat hij telkens eerst de in LRK la onderkenbare series bij elkaar horende teksten
afschreef in de volgorde die ze in het voorbeeld reeds hadden28. Zo werden de
ws- 134 van LRK la ook de eerste 34 nrs. van het eerste caput van LRK 40;
de nrs. 3538 van LRK la werden in LRK 40 de nrs. 5255 waar het tweede
caput mee begint; de nrs. 94, 95 en 97 uit LRK la werden de eerste drie nrs. van
caput 4 in LRK 40; de nrs. 5255 van LRK la werden de eerste vier nrs. van
caput 5 van LRK 40; de nrs. 76—84 en 87—90 uit LRK la vormen in LRK 40
vrijwel het gehele zesde caput; de nrs. 5670 (uitgezonderd 64 en 65) van LRK la
werden de eerste veertien nrs. van caput 7 in LRK 40; en de nrs. 136144 van
LRK la werden de eerste negen nrs. van caput 8 in LRK 40. De respektieve capita
werden verder gevuld met de overige afschriften uit LRK la, waarbij ook weer
hele reeksen afschriften de volgorde behielden die ze daar al hadden. Zo werd
het gehele papieren cartularium gekopieerd, dus inklusief de aan het oorspron
kelijke gedeelte later toegevoegde teksten, slechts met uitzondering van de aller
laatste (LRK la, nr. [198]). Vier afschriften werden opgenomen (LRK 40, nrs 171
172ter) die niet in LRK la staan maar die er wel in gestaan kunnen hebben, bv.
op de thans verloren ff 252820.
Nu is ook de samenstelling van de codex uit vellen en bladen begrijpelijk. De
schrijver van LRK 40 begon met het afschrijven van het kolofon op de verso
zijde van het eerste blad van een katern, dat 8 vel of 16 bladen telde. Dat eerste
blad liet hij aanvankelijk verder onbeschreven, evenals de drie daarop volgende
bladen. Op de rectozijde van het vijfde blad begon hij het eerste caput, het 'Land
van Utrecht Het tweede caput (Keulen, Gelre, Brabant) ving hij aan op de
versozijde van het eerste blad van een ander katern van 6 vel of 12 bladen. Het
volgende caput was oorspronkelijk gedacht als één caput 'Holland'. Tijdens het
schrijven werd, zoals aan de hand van het kolofon reeds werd gekonstateerd, be
sloten dit gebied in vieren te delen en de vier Hollandse streken ieder een eigen
caput toe te wijzen. Deze vier capita, die in het voorbeeld LRK la voornamelijk
het tweede katern vulden, werden in LRK 40 ook tezamen in één katern, groot
10 vel of 20 bladen, opgezet: Noord-Holland op de versozijde van het eerste blad,
Zuid-Holland op de rectozijde van het derde, Friesland op de versozijde van het
vijfde en Kennemerland op de versozijde van het negende blad. In weer een vierde
katern begon men het zevende caput (Zeeland), in een vijfde katern Henegouwen,
Frankrijk enz. Deze katerns telden 12 resp 10 bladen (6 resp. 5 vel).
Door aan de reeksen afschriften die in ongewijzigde volgorde uit LRK la werden
overgenomen de afschriften toe te voegen die daar ten opzichte van de nieuwe
indeling niet op hun plaats stonden, groeiden de acht capita van LRK 40 vervol-
28 Zie het overzicht, hierna p. 6983 en de konkordantie p. 8485.
29 Zie hiervóór, p. 32 en n. 9.
[41