'u 0 M ■NI r.qr- twee bladen beschreef tot bijna onderaan de versozijde van het tweede8. Dit ka terntje werd om de drie andere katerns heen geslagen, de inhoudsopgave kwam dus vóór en de twee onbeschreven gebleven bladen ervan kwamen achter het ei genlijke cartularium terecht. Arnoud schreef zijn kolofon denkelijk op het laatste blad, dus het thans op een paar fragmentjes na verloren f. [44], Tenslotte ging Jan nog met rode inkt aan het werk: hij nummerde de vermeldingen in de in houdsopgave en de afschriften in het cartularium, beide doorlopend van 1 tot 163; hij vermeldde zijn naam en die van zijn twee collega's in de tabula; de ru brieken en de beginletters der afschriften zette hij aan en het kolofon doorlijnde hij geheel. De nu ontbrekende ff. 25 28 waren blijkens de doorlopende nummering van tabula en afschriften, in deze fase althans onbeschreven. Of ze later ooit nog be schreven zijn geworden, is niet meer na te gaan0. Het cartularium in zijn oorspronkelijke omvang lijkt in korte tijd, zonder grote onderbrekingen te zijn ontstaan. Het is mogelijk, dat er tussen het schrijven van de nrs. 51 en 52, van de nrs. 71 en 72 en van de nrs. 74 en 75 onderbrekingen zijn geweest, waar een miniem kleurverschil van de inkt en hel iets kleiner wordende schrift op zouden kunnen wijzen (of versneed Jan van Dordrecht daar alleen maar zijn pen?). De drie schrijvers zullen overigens wel min of meer gelijktijdig aan het werk zijn geweest. Jan van Dordrecht maakte zijn reeks afschriften af in het katern van Arnoud en wel nadat deze zijn eigen reeks had voltooid; eerst nadat alle drie met het kopiëren gereed waren werd door hem ook de inhoudsopgave samengesteld; en pas nadat Arnoud daarna weer het kolofon had geschreven doopte Jan de pen in de rode inkt. Nadat het cartularium, zoals tot nu toe beschreven, gereed was gekomen, hebben 8 Jan van Dordrecht schreef de tabula inderdaad nadat het cartularium zelf was vol tooid, want het in het cartularium onder nr. 63 opgenomen afschrift (Frank van Borsele e.a.) wordt niet in de tabula genoemd. Bij het nummeren van de afschriften m het cartularium deelde Jan bovendien twee opeenvolgende teksten het nummer 64 toe (nr. 64, Otto van Heukelom; en nr. 64bis, Witte van Haamstede). Tot en met nr. 61 stemt de nummering in de tabula overeen met die in het cartularium. Toen sloeg Jan van Dordrecht nr. 62 (H'endrik van Zoutelande) over en hij vermeldde meteen na nr 61 de oorkonden van Otto van Heukelom en Witte van Haamstede, die hij 63 en' 64 nummerde. Hij zag zijn omissie en hij voegde de vermelding van de oorkonde van Hendrik van Zoutelande alsnog toe. Het nummer dat hij deze vermelding in de tabula gaf is door beschadiging van het papier niet meer zichtbaar; het zal wel 62 zijn ge weest. Vanaf nr. 65 stemt de nummering in de tabula weer met die in het cartularium overeen. 0 De in 1316 van het cartularium vervaardigde kopie LRK 40 (zie hierna p. 4043j bevat vijf afschriften (nrs. 171—172quater, waarvan het laatste in 1621 is ingeschreven) die met voorkomen in LRK la voor zover dat thans voorhanden is, welke teksten er- gens op de ontbrekende ff. 25—28 van het papieren cartularium kunnen hebben gestaan Opmerkelijk m dit verband is, dat deze vier (vijf) afschriften in LRK 40 direkt vooraf gaan aan het afschrift, dat in het voorbeeld LRK la de eerste tekst is na de hiaat der ff- 25 28. Daarentegen staan die vier afschriften evenmin in de kopie van ca 1357 —ca. 1369 (LRK 24, zie hierna p. 44), die na eerst de ff. 1—24 van LRK la weer te geven nog een aantal toevoegingen daaruit overschrijft alvorens met f. 29 voort te gaan. Het kan echter zijn, dat de ff. 2528 uit LRK la reeds ontbraken toen LRK 24 werd vervaardigd. [32] - „l'ïhlï Afb. 1. Het kolofon van het cartularium van 1299 (LRK la); vgl. p. 36. 4a L Jsvfö rv «Cf i al 's l- f"tT'T «Stuft s«t «M4SUM f- f Afb. 2. Deel van een door Pieter van Leiden beschreven blad van het cartularium van 1299 LRK la, f 29 r), verkleind; vgl. p. 30 e.v. [33]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 20