Inleiding
In 1908 verscheen Van Riemdijks omvangrijke werk over de kanselarij en de
kanselarijregisters van de graven van Holland van 1299 tot 14331. Tevoren had
hij reeds een studie laten verschijnen over een vroege periode van dit tijdvak, de
jaren 1316 tot 13362. Met deze publikaties beschikt men over een globaal over
zicht van de geschiedenis van de grafelijke kanselarij en zijn uitzonderlijk kom
pleet bewaard gebleven archief, het archief van de Leen- en registerkamer van
Holland' in het Algemeen Rijksarchief.
Sindsdien is het op het terrein van het registeronderzoek vrijwel stil geweest. De
enige die iets ter voortzetting en verdieping van de arbeid van Van Riemsdijk
heeft ondernomen, is S. Muller Hz3. Dat er verder zo weinig het licht heeft ge
zien, wekt om meer dan één reden met recht verwondering. Immers, het unieke
leenkamerarchief vraagt er a.h.w. om dieper onderzocht te worden, terwijl het
ieder, die Van Riemsdijks boek ter hand neemt, wel duidelijk zal zijn dat de au
teur door de enorme omvang van het materiaal werd gedwongen ten aanzien van
vele vraagstukken nogal aan de oppervlakte te blijven. Van de punten, waarop
een diepergaand détailonderzoek zeker gewenst is, is de ontstaansgeschiedenis van
de systematische registratie er één.
Onze bijdrage bestaat om te beginnen uit een onderzoek van het papieren cartula
rium van 1299 (LRK la, vR 79), dat op zichzelf weinig met de kanselarijregisters
uitstaande heeft, maar dat de teksten van een groot aantal niet op andere wijze
overgeleverde oorkonden van het einde van de 13e eeuw bevat. Tot nu toe is voor
tekstuitgaven nog maar weinig van dit cartularium gebruik gemaakt. Van den
Bergh en De Fremery drukten in het Oorkondenboek van Holland en Zeeland
uitsluitend af naar de twee voorhanden kopieën LRK 40 en LRK 24; slechts
Ketner gebruikte voor het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht het papieren
cartularium zelf. Naast oorkondeteksten zal het papieren cartularium ons een
beeld blijken te verschaffen van de wederwaardigheden van een deel van het
grafelijke archief in 1299.
1 Van Riemsdijk, Tresorie.
2 Van Riemsdijk, Gerard Alewijnsz.
;S';Mll,'erHz" oude register van graaf Florens", in Bijdragen en Mededeelingen
q™ H'sJ°™ch Genootschap (gevestigd te Utrecht), XXII (Amsterdam 1901), p.
251.- "bij. F. W. N. Hugenholtz, „De graafschappen Holland en Zeeland in
1/81 in Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden, Xlll (1959) n 116 Deze
opgave der grafelijke lenen uit ca. 1283-85 (LRK 5, vR 1) is een incidentele opteke
ning die geen enkel verband houdt noch enige overeenkomst vertoont met de 14e-eeuwse
anselarijregisters. Over de datering van deze bron zie onze te verschijnen studie De
kanselarij van de graven van Holland tot het eind van de 13e eeuw.
[28]
In 1316 is het cartularium in omgewerkte vorm gekopieerd en deze kopie (LRK
40, vR 82) staat ten nauwste in verband met de aanvang van de systematische re
gistratie. Na deze kopie LRK 40 zal voor de volledigheid ook de kopie van
1357-ca. 1369 (LRK 24, vR 89) worden onderzocht. Tenslotte komt de genese
van de oudste reeks kanselarijregisters (1316-1336) aan de beurt.
Aan onze onderzoekingen voegen wij twee bijlagen toe. Bijlage I dient vooral ter
verduidelijking van het eerste hoofdstuk, terwijl bijlage II niet alleen het lezen van
het vierde hoofdstuk zal vergemakkelijken, maar bovendien het gebruik van de
registers over de jaren 1316 tot 1336 als delfplaats van historische informatie zal
bevorderen.
Dit onderzoek werd aangevangen in het kader van de voorbereidingen voor een
nieuwe uitgave van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland. Zeer gaarne
betuig ik hier mijn grote erkentelijkheid voor de aanmoedigende belangstelling, die
de bewerker van die nieuwe uitgave, dr. A. C. F. Koch, van de aanvang af voor
mijn verrichtingen aan de dag heeft gelegd. Hetzelfde geldt voor mijn betreurde
leermeester, professor dr. J. F. Niermeyer, en voor diens opvolger aan de Univer
siteit van Amsterdam en in de commissie voor het Oorkondenboek, dr. C. van de
Kieft. Met de kritiek uit de kring van Amsterdamse mediëvisten, waar ik op 25
oktober 1964 over de eerste resultaten van dit onderzoek enige mededelingen
deed, heb ik gretig mijn voordeel gedaan, evenals met die van drs. C. Dekker
te Odijk. Veel dank ben ik voorts verschuldigd aan de rijksarchivaris van de
Derde afdeling van het Algemeen Rijksarchief, drs. J. Fox, voor zijn nooit ver
flauwende hulpvaardigheid; en aan de leeszaalambtenaren aldaar voor het talrijke
malen aan- en afdragen van de registers.
[29]