belangrijke vorderingen op deze weg nog niet elk polderarchief in de veilige
haven van een aan alle eisen beantwoordende archiefbewaarplaats kon worden ge
loodst.
De secretaris, die een polderarchief onder zijn berusting heeft, krijgt om de paar
jaren een inspectiebezoek van de provinciale inspecteur of een van diens ambte
naren, die hem dan op het hart drukt goed op het archief te passen in afwach
ting van een betere bewaringsmogelijkheid. Zo'n secretaris wordt bovendien de
helpende hand geboden, als deze zelf zijn archief voor een toekomstige bewaar
geving gereed wil maken. De lijst van vernietigbare stukken geldend voor de wa
terschapsarchieven speelt hierbij allicht een rol. Tegenover een secretaris, die
niet geacht kan worden van deze lijst een juist gebruik te zullen maken, neemt
de provinciale inspectie uiteraard het standpunt in, dat hij zich beter van vernieti
ging kan onthouden, zolang er geen deskundige hulp bij de hand is. Wie voorlopig
alles bewaart, kan nooit een scheve schaats rijden. Dit is een éénvoudige waarheid,
waarvan ieder, die met een archief te maken heeft, doordrongen dient te zijn.
Desondanks heeft de secretaris-penningmeester van de polder Over-Heicop het
bestaan ruimte in zijn stalen kast te scheppen door met machtiging van zijn voor
zitter vrijwel alle ouder archief te verbranden met inbegrip van de notulenboeken,
die de heren Hommes en van der Gouw nog onder ogen hadden gehad. Toen de
heer J. H. Streefland, ambtenaar ter provinciale inspectie, dit bij een bezoek ge
waar werd de schuldige bekende zijn euveldaad vlot en hiervan rapport uit
bracht aan zijn chef, kon de zaak niet zonder gevolg blijven. Op voorstel van
de provinciale inspecteur wendden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zich
tot de officier van justitie bij de Arrondissementsrechtbank in Dordrecht. Deze
maakte een strafproces aanhangig. De wens van de provinciale inspecteur ter
terechtzitting te worden opgeroepen, daar persoonlijk aanwezig te zijn of zich
door de heer Streefland te laten vertegenwoordigen, ging niet in vervulling. Het
proces liep in oktober 1967 hierop uit, dat de Dordtse politierechter de secretaris
van de polder Over-Heicop veroordeelde tot een boete van 50 gld.
Deze boete moge aan de lage kant zijn, toch zal van dit vonnis het eerste van
deze aard een preventieve invloed kunnen uitgaan op zijn minst in de naaste
omgeving, toch zal het een belangrijke steun kunnen vormen voor de archivaris
in zijn strijd tegen onoordeelkundige vernietiging van archivalia, die waardevol
zijn uit administratief of uit historisch oogpunt. Wil dit echter het geval zijn, dan
geldt als eerste vereiste, dat de onderhavige zaak niet wordt geridiculiseerd, dat
de feiten niet onjuist worden weergegeven en eenzijdig belicht, dat de verantwoor
delijkheid voor het gebeurde niet wordt verdoezeld. Zolang dit ongelukkig gedoe
beperkt bleef tot de plaatselijke pers, kon men er in vakkringen de schouders over
ophalen. Nu het Nederlands Archievenblad hieraan niet blijkt te zijn ontkomen,
lijkt rechtzetting geboden2. Ligt zulk een rechtzetting in hoofdzaak besloten in de
geschetste gang van zaken, ze kan nog nader worden uitgewerkt.
2 'Nederlands Archievenblad' 71ste jrg. 1967, blz. 250-251.
Opmerking verdient dan in de eerste plaats, dat het veroordelende vonnis niet
gebaseerd was op art. 5 van de Archiefwet van 17 juni 1918, S. 378 juncto art. 5
van het Koninklijk Besluit van 7 oktober 1919, S. 596. Laatstgenoemd artikel
regelt als uitvloeisel van art. 5 van de Archiefwet 1918 de vernietiging van stuk
ken behorende tot de archieven van waterschappen, veenschappen, veenpolders
of onderdelen daarvan. De legale vernietiging van archiefstukken is hier aan de
orde zonder dat een straf op wederrechtelijke vernietiging is gesteld.
De oude bedstee in het café te Schoonrewoerd, die een Dordtse verslaggever in
zijn verhaal heeft opgenomen, kan gevoegelijk naar het rijk der fabelen worden
verwezen. Geldt dit wellicht ook van de aangehaalde verklaring van de officier
van justitie? Deze zou in zijn requisitoir hebben gezegd:
'De man is geen misdadiger. Toch heeft hij fout gehandeld. De stukken die hij
verbrandde hadden zakelijke en historische waarde. Hij, maar ook de rest van het
bestuur, heeft dat te laat beseft toen afgesproken werd, dat waardeloze stukken
vernietigd mochten worden. Maar ook de provinciale overheid had meer kunnen
helpen. De bestuursleden van de polder zijn veehouders. Zij hebben een eigen
bedrijf en weinig verstand van ambtelijke zaken.'
De rede van een Kamerlid kan men woord voor woord terugvinden in de Han
delingen van de Staten-Generaal. Van het requisitor van een officier van justitie
bestaat echter geen officiële tekst, die men er op zou kunnen naslaan. Men kan er
dus over twijfelen, of de geciteerde woorden de officier terecht of ten onrechte in
de mond zijn gelegd. Laat ons voorzichtigheidshalve maar aannemen, dat zulk een
tirade niet van de officier van justitie afkomstig kan zijn. Het is immers niet wel
in te denken, dat deze het zich met het oog op zijn goede naam zou kunnen ver
oorloven de provinciale overheid van Zuid-Holland tijdens de uitoefening van
zijn functie van nalatigheid te beschuldigen zonder nadere motivering, zonder ken
nis van zaken en zonder dat het provinciale bestuur de kans had zich te verdedi
gen!
Dat een officier van justitie meent het aanvoeren van verzachtende omstandighe
den niet aan de advocaat te moeten overlaten, komt bij strafprocessen wel meer
voor. Dit mag evenwel de grenzen der welvoegelijkheid niet te buiten gaan.
Wat de secretaris van een polderbestuur betreft, hij moge een eenvoudig man zijn
en weinig verstand van ambtelijke zaken hebben, men mag redelijkerwijze van
hem verwachten, dat hij zich zijn beperkingen bewust is. De man zal als hij
ziek is een beroep op zijn huisarts doen, als zijn koeien iets mankeren, de hulp
van de veearts inroepen. Hij kan weten, dat hij met archiefproblemen terecht kan
bij de provinciale inspectie. Als hij eigenwijs is en die weg niet inslaat, is het zijn
eigen schuld. Er is dan geen reden om hem van een deel van zijn verantwoorde
lijkheid te ontheffen. Nog minder gaat het aan een smet te werpen op de provin
ciale overheid, die met betrekking tot de polderarchieven in Zuid-Holland een
doelmatige activiteit ontplooit en grote ijver aan den dag legt.
Zoals het 'Nederlands Archievenblad' het verslag van 'De Dortenaar' heeft over
genomen, zo heeft nadien het tijdschrift 'Waterschapsbelangen' weer uit het 'Ne-
[25]
[24]