van haar encyclopaedisch Bureau later tal van memories van overgave uit het archief van het Ministerie van Koloniën ter inzage heeft gehad. Verscheidene van die memories blijken niet te zijn teruggegeven aan het Ministerie. Ook in het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden bevinden zich een aantal memories van overgave. Bij onderzoek bleken dit echter kopieën voor eigen gebruik van de ambtenaren te zijn, waarvan de originelen aan de betreffende instanties zijn ingeleverd. In Indonesië kunnen memories van overgave berusten in het archief van de algemene Secretarie en wel de algemene memories van de hoofden van gewestelijk bestuur bestemd voor de regering, in 1938 vervangen door de memoranda van de gouverneurs op Java, in 1940 door de memoranda van de hoofden van geweste lijk bestuur in de buitenbezittingen, terwijl sinds 1929 ook de memories van de residenten-afdelingshoofden op Java buiten de Vorstenlanden in het archief van de Secretarie aanwezig moeten zijn. Volgens een recent ontvangen mededeling zouden echter in het archief van de gouvernementssecretarie, dat tot 1942 naar het Arsip Nasional is overgebracht geen memories van overgave berusten. In het archief van het departement van Binnenlands Bestuur moeten berusten af schriften van de memories van de lagere bestuursambtenaren, sinds 1916 ook van de hoofden van gewestelijk bestuur, zowel de z.g. bestuursmemories bestemd voor de opvolger, als die voor de regering bestemd, de z.g. algemene memories. In de archieven van de voormalige Nederlandse bestuurskantoren in de hoofd plaatsen van de gewesten zouden kunnen berusten de minuten van de algemene- en de bestuursmemories van de hoofden van gewestelijk bestuur en de sinds 1905 in gediende bestuursmemories van de aan de hoofden direct ondergeschikte Neder landse bestuursambtenaren. Bovendien kunnen ook in districtskantoren minuten van bestuursmemories van lagere Nederlandse bestuursambtenaren aanwezig zijn. De chaotische toestanden in Indonesië na 1940 tijdens oorlog, Japanse bezetting, revolutie, Nederlandse militaire acties en economische ontwrichting maken het echter weinig waarschijnlijk, dat er nog veel Nederlandse archivalia in de voor malige Nederlandse gewestelijke bestuurskantoren zullen zijn bewaard. M. A. P. Meilink-Roelofsz [18] De salarissen bij het archiefwezen Met ingang van 1 augustus 1968 wordt de nieuwe salarisregeling voor de docen ten van het middelbaar onderwijs van kracht. Wanneer men de salarissen van de doctorandi-leraren volgens de nieuwe regeling vergelijkt met die der charter meesters bij het rijksarchiefwezen blijkt welk een frappante achterstand de be zoldiging van de laatsten vertoont. Een pas afgestudeerd academicus, die leraar wordt, begint met een salaris van 1313 gulden. De nieuwe salarisregeling neemt aan, dat de jonge docent op 25-jarige leeftijd zijn studie heeft voltooid en aan zijn lestaak begint. Jaarlijks wordt hem automatisch een salarisverhoging toegestaan, welke na 18 jaar uitloopt op een maximum-wedde van 2421 gulden. De leraar heeft dan de leeftijd van 43 jaar bereikt. Hierbij moet wel worden op gemerkt, dat deze salarissen alleen gelden voor docenten, die een volledige be trekking hebben (29 lesuren per week) dan wel als urenleraar met een weektaak van 29 lessen belast zijn. Kiest de afgestudeerde academicus voor het archiefwezen dan komt hij financieel heel wat ongunstiger terecht, terwijl hij bovendien ten einde tot hoger archief ambtenaar benoemd te kunnen worden nog een voortgezette specialistische studie van twee jaar moet volgen. De pas afgestudeerde academicus, die aan het archiefwezen de voorkeur geeft, wordt aangesteld als adjunct-chartermeester op een wedde van minimaal 970 gulden, ruim 300 gulden lager dus dan het minimum-salaris van de leraar. Bovendien geschieden de verhogingen slechts in dezelfde loonschaal automatisch, maar is om tot chartermeester I benoemd te worden een taakonderzoek van Binnenlandse Zaken nodig, waarvan het resultaat nog best negatief kan uitvallen. Op ongeveer 44-jarige leeftijd zal de met 25 jaar benoemde archivaris zijn maximum als chartermeester I bereiken (2108). Zijn even oude collega bij het onderwijs heeft dan sedert een jaar zijn maximum- wedde van 2421 gulden. Het verschil in salaris van 300 gulden, dat bij de aanvang van de loopbaan bestond, is dus gehandhaafd. Slechts wanneer de archivaris er in slaagt in een rang hoger dan die van chartermeester I benoemd te worden zal hij die achterstand op de duur inhalen. Het maximum-salaris van een hoofd chartermeester (2457 gulden) bedraagt namelijk ongeveer evenveel als het maxi mum der leraren, waarbij men wel in rekening moet brengen, dat de archivaris ettelijke jaren later aan dit bedrag toe is (na ongeveer 24 jaar, de leraar na 18 jaar) en meer dan twintig jaar maandelijks 300 a 400 gulden minder heeft verdiend dan de leraar, waardoor hij er in totaal minstens 75.000 gulden bij heeft inge schoten. [19]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 13