culaire (12 mei 1916, bijblad 8505) blijkt het encyclopaedisch Bureau echter al leen over de memories van de lagere bestuursambtenaren te beschikken Ook de hoofden van gewestelijk bestuur worden nu verplicht een afschrift van hun me mones aan dit bureau te zenden. Tegelijk wordt in de memories een splitsing aangebracht tussen degene, die alleen voor de opvolger zijn bestemd en de andere 6 aan de rege™g worden gezonden en in de eerste plaats politieke beschou wingen over het te voeren beleid moeten bevatten. Het werd zelfs niet nodig ge acht deze memories steeds weer opnieuw bij een bestuurswisseling op te stellen Volstaan kon worden met een reeds bestaande memorie aan te vullen en bij te werken, de z.g.. vervolgmemories. De memories, die voor de regering waren be stemd, waren niet openbaar en blijkbaar kreeg het encyclopaedisch Bureau daar met de beschikking over. (Circulaire 12 mei 1916 bijblad 8504, voor de hoofden van gewestelijk bestuur 0p Java en Madoera; circulaire 12 mei 1916 bijblad met de beschikking over. (Circulaire 12 mei 1916, bijblad 8504, voor de hoofden 8505, voor de bezittingen buiten Java en Madoera). Hoewel in 1924 het encyclopaedisch Bureau werd opgeheven, bleef de toezen- hZëf^n- de.memo°nes aan het Departement van Binnenlands Bestuur gehand haafd. (Circulaire 24 oktober 1924, bijblad 10688). In verband met de bestuurshervorming op Java en Madoera werd in 1929 bepaald at de indiening van algemene memories door de residente- en afdelingshoofden di- tot enkel O' V°°rtgeZet en dat deze indiening dus niet werd beperkt h J g0UVemeurs (clrculaire 8 iuli 1929, bijblad 12037). De residenten op Java hadden een andere positie dan die in de buitenbezittingen daar zij onderge schikt waren aan de gouverneurs van West, Midden- en Oost-Java, onder wie ook e gouverneurs van Soerakarta en Djokjakarta (de Vorstenlanden) ressorteerden Het schema voor het opstellen van de memories van 1912, in 1916 aangevuld en met groter nadruk op het economische aspect, werd in 1929 ten aanzien van Java en Madoera sterker gericht op de feitelijke toestand van het ogenblik, terwijl his- 19™ Mild m3Tl0B,!Che SeE'VenS mlnder aandacht kre8e" (circ"bire 8 i°" De Nederlandse bestuursambtenaren hadden blijkbaar nogal wat moeite met het opstellen van hun geschriften, gezien de herhaalde klachten over te grote uitvoe righeidterwijl ook de scheiding in regenngs- en bestuursmemor.es in de pr^k moeilijk uitvoerbaar bleek. In 1930 werd de taak van het opgeheven encyclopaedisch Bureau van het depar tement van Binnenlandse Zaken te Batavia opgedragen aan het Koloniaal Insti- t te Ams erdam (circulaire 23 november 1930, nr. 372*). Voor het vervullen van deze taak moest het Instituut over gegevens beschikken, die daartoe in Indië zouden moeten worden verzameld. In de eerste plaats kwamen hiervoor in aanmer- mg de memories van overgave van de Nederlandse bestuursambtenaren Voor taan zouden van deze memories extra afschriften worden gezonden aan de Alge mene Secretaris, die deze moest doorzenden aan het Koloniaal Instituut. Ook de stukken, die met ter kennis van de regering of van het hoofd van het departement van Binnenlands Bestuur waren gebracht, kwamen hiervoor in aanmerking Ten [16] overvloede werd bepaald, dat alle overtollige afschriften uit de bestuurskantoren moesten worden opgezonden naar Batavia. Ook deze zouden bestemd zijn voor het Koloniaal Instituut. Wanneer zulke afschriften in de kantoren ontbraken zou hieivan moeten worden kennis gegeven aan de Gouverneur-Generaal. Het blijkt niet of deze afschriften inderdaad allen naar het Koloniaal Instituut zijn opgezon den. In de jaren 1937-1940 werden de vroegere bepalingen over memories hernieuwd en bevestigd in circulaires die afzonderlijk voor Java en voor de buitenbezittingen werden uitgegeven (circulaire 31 maart 1937, bijblad 13826, buitenbezittingen; cir culaire 11 maart 1938, bijblad 14130, Java; circulaire 23 december 1940, bijblad 14487, buitenbezittingen; idem, bijblad 14488, Java). Terwijl de residenten-afdelingshoofden en de gouverneurs van Soerakarta en Djokjakarta verplicht bleven aan de regering een algemene memorie toe te zen den volgens het vastgestelde schema met weglating van hetgene voor de opvolger van belang kon zijn werd van de gouverneurs van West-, Midden- en Oost-Java slechts een memorandum geeist, dat alleen zeer belangrijke en hoofdzakelijk op het gehele gewest betrekking hebbende zaken bevatte en waarvan afschriften zowel aan de regering als aan de Directeur Binnenlands Bestuur werden gezonden (11 maart 1938, bijblad 14130). Deze regeling werd in 1940 ook voor de hoofden van gewestelijk bestuur in de buitenbezittingen toepasselijk verklaard (23 december 1940, bijblad 14487). Ook wordt in 1940 een verandering aangebracht in het schema voor de vervaardi ging van de memories, dit schema is aanzienlijk beknopter dan dat van 1912, maar uiteraard meer uitgewerkt dan dat van 1929, dat alleen voor Java-Madoera was bestemd. Naast gedrukte literatuur wordt nu ook raadpleging van archivalia bij het sa menstellen der memories aanbevolen. Gezien het bovenstaande kunnen in Nederland in het archief van het voormalige Ministerie van Kolomen sinds 1849 memories van overgave van de hoofden van gewestelijk bestuur worden aangetroffen. Tot 1916 zullen dit de volledige memories zijn geweest, na 1916 slechts het gedeelte, dat voor de Indische regering was be stemd en sinds 1938 waren het voorzover Java betreft de memoranda van de gou verneurs van West-, Midden- en Oost-Java. Sinds 1940 werden ook van de hoof den van gewestelijk bestuur in de buitenbezittingen zulke memoranda geëist. Het is echter de vraag of de Indische regering van al deze geschriften regelmatig afschriften aan de minister van Koloniën heeft gezonden. Het Koloniaal Insti tuut te Amsterdam, nu Koninklijk Instituut voor de Tropen moet echter over aanzienlijk meer memories beschikken dankzij het daar sinds 1930 gevestigde encyclopaedisch Bureau, dat afschriften kreeg van alle memories van overgave, zowel van de hoofden van gewestelijk bestuur als van de onder dezen ressorteren de lagere bestuursambtenaren, die alleen aan hun directe chef een memorie be hoefden in te dienen. Bovendien zouden aan het Koloniaal Instituut de overtol lige kopieën van memories uit de gewestelijke bestuurskantoren zijn gezonden. Het is echter de vraag of dit is gebeurd, daar het Koloniaal Instituut ten dienste [17]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 12