delen leent zich nog de begroting van Rotterdam. Daar is te gereder aanleiding
toe, omdat de expansie van de Haagse archiefdienst belemmerd wordt door ge
brek aan ruimte. Dat blijkt duidelijk uit de cijfers voor de jaarwedden. Na elimi
natie van de binders die wij hier niet hebben, blijft voor Den Haag een uitgave
van 49, en voor Rotterdam van 51,wel te verstaan per 100 inwoners.
De bezettingsgraad is dus praktisch dezelfde. Maar Rotterdam houdt veel meer
over voor materiële uitgaven. Ik beperk mij daarom verder tot het gemeente
archief van Rotterdam dat mij als model dient, mede omdat de taakomschrijving
zoals de archivaris van Rotterdam die gegeven heeft, daar in praktijk wordt ge
bracht.
Het is niet zonder bitterheid dat ik Gouda en Rotterdam vergelijk, de eens zo in
vloedrijke industrie- en handelsstad aan de Gouwemond en het armelijke vissers
plaatsje aan de Rottemond.
Rotterdam besteedt dus per 100 inwoners 79,— aan de archiefdienst, Gouda
'32, het geringe bedrag voor de Librye medegerekend. Aan jaarwedden ex
clusief de binders dus, geeft Rotterdam 51,— uit en Gouda 110,—, dus meer
dan het dubbele van Rotterdam.
Aan het onderhouden van de verzamelingen (bindwerk e.d.) geeft Rotterdam per
100 inwoners iets meer uit dan wij, het verschil is niet groot. Misschien wordt
Gouda iets te gunstig voorgesteld; ik veronderstel namelijk dat wij naar verhou
ding meer 'heel' oud archief hebben dan Rotterdam.
Wat de aankopen voor de verzamelingen betreft is er een wanverhouding. Zelfs
als ik de uitgaven voor de film- en geluidsverzamelingen buiten beschouwing laat
heeft de Rotterdamse archivaris naar verhouding meer dan 3 x zoveel te besteden
als ik.
De aankopen van meubilair zijn niet goed te vergelijken, afhankelijk als die be
dragen, vooral wat Gouda betreft, zijn van incidentele aanschaffingen. Zo tillen
wij zwaar aan een fichekast, voor Rotterdam een kleinigheid.
Met vuur, licht en water is Rotterdam goedkoper uit. Hetzelfde geldt voor het
schoonhouden. Het verschil in doelmatigheid van de archiefgebouwen komt hier
in de cijfers tot uitdrukking.
Aan verbouwingen en modernisering van het archiefgebouw besteedt Rotterdam
veel geld. Gouda niet, het is immers boter aan de galg gesmeerd.
Voor reis- en representatiekosten mag de Rotterdamse archivaris 2,000,per
jaar declareren. De bescheidenheid verbiedt mij dit bedrag voor Gouda 'te noemen.
Twee dingen zullen u nu wel duidelijk zijn geworden:
1 Goude besteedt onvoldoende aan het archief;
2 Het zou onredelijk zijn om te verlangen dat Gouda meer aan het archief be
steedt, vooral met grote uitgaven voor nieuwbouw in het verschiet.
Als de archiefdienst van Gouda met zijn tijd mee wil gaan zal er geld van elders
moeten komen. 'Paupertas impulit audax' zeiden de Romeinen, en ik waag het er
dus op om een paar suggesties te doen. Niet in de richting van de formuli welke
liefdadigheidsinstellingen ons wel eens opdringen: 'ik legateer vrij van rechten
enz.'. Ik moet bekennen dat na kennismaking met het nieuwe provinciehuis van
[116]
Zuid-Holland mijn gedachten zijn uitgegaan naar de portemonaie waaruit dat pa
leis is bekostigd. Maar schijn bedriegt, vooral in Den Haag. Terwijl de stad Kam
pen mocht profiteren van de geldelijke steun van de Provincie Overijssel aan de
uitgave van de indrukwekkende inventaris van de oude archieven van die stad,
verwees de provincie Zuid-Holland naar 's Rijks schatkist, onder verwijzing naar
artikel 17 van de Archiefwet 1918. Wij hebben van die tip geen gebruik gemaakt.
Tenslotte is Gouda een oude stad met een respectabel verleden.Wij zijn gewend
zelf ons leed te dragen, indachtig onze wapenspreuk 'per aspera ad astra'. Kortom,
de gemeente Gouda heeft de inventaris van het oud-archief, nog wel gebonden en
geillustreerd, geheel zelf bekostigd. Ik kan er nog wel bij zeggen 'a fonds perdu'
want inventarissen zijn geen bestsellers.
Aan die tip werd trouwens de mededeling toegevoegd dat artikel 17 lid 2 van de
Archiefwet 1918 altijd een dode letter was gebleven. Dat arikel dat dus zoveel
belooft en zo weinig geeft luidt ongeveer: 'door Ons kan in bijzondere gevallen
uit 's Rijks kas eene tegemoetkoming in de kosten van de gemeentelijke archief-
zorg, voor zoverre zij in de gementelijke archiefbewaarplaatsen overgebrachte be
scheiden betreffen, worden verleend'.
Aan dit artikel ligt dezelfde gedachte ten grondslag als ten aanzien van onroerende
monumenten. Steden als Gouda, rijk aan oude gebouwen en archieven welke tot
het Nederlands cultuurbezit behoren, moeten geholpen worden om dit in stand
te houden. Voor de oude gebouwen is allang gezorgd: dat heeft de restauratie van
het Stadhuis, de Waag, het St. Catharinagasthuis en de St. Janskerk mogelijk ge
maakt, terwijl nog diverse gebouwen op het programma staan. Maar voor de
archieven, deels nog ouder dan genoemde monumenten, en minstens even belang
rijk, was er alleen een dode letter.
In het ontwerp voor de nieuwe Archiefwet was het oude artikel 17 vrijwel letter
lijk overgenomen. In de definitieve redactie is de beslissing van de Kroon ver
vangen door de beslissing van de Minister. De weg naar de schatkist is dus iets
verkort. Zal die kist nu wat gemakkelijker opengaan? Ik denk dat zulks hoofd
zakelijk aan ons zal liggen.
Welke maatstaven moet de minister bij het beoordelen van een aanvraag om sub
sidie hanteren? Hij zal het vermoedelijk wel niet weten en ik vrees dat de aan
vrager met een kluitje in het riet wordt gestuurd. Het ligt dunkt mij op de weg
van onze vereniging om hem die richtlijnen aan de hand te doen. Ik ben er van
overtuigd dat het gezag van onze vereniging zal bewerkstelligen wat individuele
aanvragers niet zou gelukken.
Die rijksbijdrage behoeft niet altijd in geld te zijn, kan ook gedeeltelijk in natura
worden gegeven. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan een centrale binderij- en res
tauratiewerkplaats of aan een centrale reproduktieinrichting. Maar ik zal de ver
leiding weerstaan om de huid te verdelen voordat het wild geschoten is en het
hierbij laten.
Mijn ietwat zorgelijk betoog eindigt alzo met een vonkje hoop; het is mede aan
u, leden van de vereniging van archivarissen in Nederland, om dat vonkje aan te
blazen tot een vreugdevuur.
[117]