zich nu snel voltrekken vast te leggen. Gelukkig doet de Dienst van Gemeente werken hieraan een en ander. Het gemeentearchief van Rotterdam heeft een afzonderlijke portrettenverzameling waarin de portretten van Rotterdammers van zekere betekenis worden opgenomen met levensbijzonderheden. Daaraan moet veel werk zitten want het aantal mensen van zekere betekenis is ontstellend groot. Ik geef er de voorkeur aan om portretten te verzamelen van mensen van blijvende betekenis. Die categorie is veel kleiner, en het bespaart ons de moeilijkheid van de keuze, want de tijd doet het voor ons. Verzamelingen van films en geluidsopnamen behoren nog tot de desiderata. Daar in moet heel wat geld en arbeid worden geïnvesteerd en daarover beschikken wij niet. De conservering vooral van films, lijkt mij trouwens een nog niet geheel opgelost probleem. Er zijn nog andere verzamelingen denkbaar, b.v. een zegelverzameling, of zoals in Rotterdam een affichesverzameling. Dat hangt deels af van plaatselijke om standigheden en deels van de interessen van de archivaris. Ze kosten soms weinig geld maar altijd veel werk. Tot de taak van de archivaris als wetenschappelijk ambtenaar kunnen mede gere kend worden de inventarisatie van de archieven en de onderzoekingen ten behoeve van gemeentebestuur en derden. Daarnaast mag van de archivaris worden verwacht dat hij niet alleen bouwstoffen voor anderen aandraagt doch ook zelf publiceert en dan liefst op een hoog peil. Daarmede kom ik aan een teer punt, de publicatie mogelijkheden. Die zijn hier in Gouda niet vele. Er is een oudheidkundige ver eniging, goed van zin maar zonder geld. Drukwerk is peperduur en zonder een belangrijke overheidssubsidie kan men weinig beginnen. Het gemeentearchief van Rotterdam ontvangt voor de uitgave van het Rotterdamse jaar boek 3750, per jaar en bovendien nog 7500,— voor andere publicaties. Het gebrek aan publicatiemogelijkheden is niet bij uitstek een Gouds verschijnsel. Wie de moeite neemt om het repertorium der verhandelingen en bijdragen betref fende de geschiedenis des vaderlands in tijdschriften en mengelwerken met de daarop verschenen vervolgen te raadplegen zal constateren dat na een hausse in de twintiger jaren van deze eeuw met een gemiddelde van c. 2400 publicaties per jaar, een geweldige teruggang optreedt, welke niet geheel op rekening van de crisis en de oorlog kan worden gesteld. En dat terwijl de bevolking van Nederland in de periode 1900-1956 verdubbeld is en b.v. op het gebied van de exacte wetenschap pen een reusachtige toename van literatuur op te merken valt. Ik kan hierop niet verder ingaan, omdat nog geen cijfers van na 1956 beschikbaar zijn en bovendien de opzet van het repertorium in de loop der jaren zo gewijzigd is dat vergelijkin gen globaal moeten blijven. Dat betekent niet dat de belangstelling voor het Goudse archief verminderd is. Het aantal bezoekers is sinds 1932 vrijwel doorlopend gestegen. Het aantal bezoeken nam niet naar evenredigheid toe, gevolg van het klapperen van de archivalia waardoor onderzoekingen vlotter verlopen. Dat is maar gelukkig want wij zitten in ons kleine leeskamertje al erg krap als er meer dan twee bezoekers tegelijker tijd hun studieapparaat uitstallen. [114] En nu kom ik, nog steeds aan de hand van collega Renting, tot de taak van de archivaris als educatief ambtenaar, een facet van zijn functie welke in de laatste jaren sterk naar voren wordt gebracht. Wanneer de archivaris aan de bezoekers aanwijzingen geeft hoe zij hun onderzoek moeten aanvatten, wanneer hij hem helpt bij het lezen van oud schrift, wanneer hij stukken uit archieven en verzamelingen tentoon stelt, wanneer hij rondleidt, wanneer hij populaire lezingen geeft is hij educatief werkzaam. Men wil thans nog verder gaan en de archivaris bijvoorbeeld inschakelen bij het geschiedonderwijs. Vooral de voorbereiding zal hem heel wat tijd gaan kosten; bovendien dient hij te kunnen beschikken over een tentoonstellingsruimte in het archiefgebouw, want archiefstukken worden in beginsel niet uitgeleend. Tenslotte de economische functie van de archivaris. Deze wordt door collega Renting niet vermeld. Ik denk hier aan die archivarissen die eens directeuren van V.V.V. worden genoemd. In Rotterdam en Gouda kan deze figuur buiten be schouwing blijven. Dit alles overziende zal men wel tot de conclusie komen dat de archivaris een duizendkunstenaar moet zijn. De tegenwoordige archivaris kan het niet meer zonder gespecialiseerde medewerkers stellen. Datgene wat een archivaris met een enkele assistent afkan wordt in Gouda gedaan. Dat zijn de taken anno 1919, welke ik nog steeds van primaire betekenis acht, conserveren, inventariseren, in diceren. Liever dan mijn tijd en energie te versnipperen heb ik mij steeds op deze taken geconcentreerd en zal dit voorlopig nog blijven doen, bij gebrek aan per soneel, geld en ruimte. Over de ruimte zal ik het nu niet verder hebben, wij mo gen hopen dat daarin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Gebrek aan personeel en geld, dus vooral geld! Is de gemeente Gouda zo schriel? Beslist niet. Ik heb de begrotingscijfers voor 1967 vergeleken met die voor de Rotterdamse en Haagse gemeentearchieven (beide zeer gunstig bekend). Daarvoor was het nodig de bedragen om te rekenen overeenkomstig de bevolkingsaantallen. Voor de be volking beschikte ik over de cijfers per 1 januari 1966. Aangezien Den Haag helemaal niet groeit en Gouda slechts in geringe mate, leek mij dat niet zo'n be zwaar. Om schijn te vermijden dat de cijfers tot in decimalen nauwkeurig zijn heb ik deze afgerond. In constateer dat dan Den Haag per 100 inwoners aan haar archiefdienst 61,besteedt, Rotterdam 79,en Gouda 132,Ik herhaal; Den Haag 61,Rotterdam 79,en Gouda 132, Gouda komt dus schitterend uit de bus. Het is verleidelijk om die begrotingen tot in finesses te vergelijken. Doch ofschoon er zoiets bestaan als provinciale voorschriften voor de opstelling van begrotingen, (waarvan mij de ingewikkelde titel ontschoten is) blijken die begrotingen in detail zo verschillend van opzet te zijn, dat vergelijking niet goed mogelijk is zonder vooraf een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop die begrotingen zijn op gemaakt. Dankbaar als ik reeds ben voor het spontaan en zonder voorbehoud be schikbaar stellen van de cijfers door de Haagse en de Rotterdamse archivaris past het mij niet hen daarover lastig te vallen. Het beste voor een vergelijking in onder- [115]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1967 | | pagina 8