Bovendien is daar het fraaie en gedegen boek, waarin de wordingsgeschiedenis
van Limburgs rijksarchief, bloemrijk (aangezien ieder vogeltje zingt zoals het ge
bekt is, of wat fraaier uitgedrukt omne agens agit sibi simile) door collega Bloe
men werd beschreven. Verder was daar de voortreffelijk ingerichte tentoonstelling
met de cariora' van het archief o.a. een oorkonde van voor het jaar 1000, en
onder de rariora de gerechtsroede uit een der Limburgse dorpen, die er niet om
loog, waar het de vroegere Limburgse 'lieverdjes' betrof. Ook anderzins bleek
Limburg educatief gericht: er was op de expositie een brochure voor de bezoekers
met knappe illustraties en dito tekst, die inlichtte over alles wat des archiefs is.
Feestvreugde ook weer vandaag, nu wij te samen en in vereniging met 'die van der
Goude', hun stadsbestuur en collega-archivaris vergezelschapt, in dit juweel van
een raadhuis vergaderend, tevens vieren het vijf en zeventig jarig bestaan van
Gouda s stadsarchief. Voor het goede initiatief tot deze combinatie dank ik op
voorhand onze Goudse collega. Voor de wijze waarop het stadsbestuur gemeend
heeft ten onzentwaart achtergrond te moeten geven, past het woord 'vorstelijk'.
Het moet mij van het hart gehoord de toon ten overstaan van de overheid
aangeslagen in de dagen van Fruin, Feith en Muller dat de waardering voor
het werk van de archivarissen met sprongen is omhoog gegaan, zij het dat hier en
daar de indruk bestaat bij de bestuurders dat de door de archivaris geserveerde
gerechten voortreffelijker zijn, naarmate het kombuisje, waain hij opereert, kleiner
is. Zo'n modern archivaris is meestal nog wel te hebben, maar zo'n modern ar
chief, heet maar al te gauw verspilling. Gelukkig kunnen wij ook op dit punt
straks enkele blijde klanken laten horen. Gelde dan ook hier in Gouda: het 'woor
den wekken, voorbeelden trekken'.
Tussen de vier dagen van Maastricht toén en Gouda nu liggen er nog enkele
andere. Ik breng in herinnering de joyeuse herdenking van het eeuwfeest van
Roermonds stadsarchief, waar, ondanks het Vergiliaanse 'iubes renovare dolorem'
van de Roermondse archiefkwestie, 1880-1891, de stijl volmaakt en de stemming
aan de maaltijd met ambtsbroeders uit België en Duitsland voortreffelijk te noe
men vallen.
Het doef mij overigens terugblikkend op dit memorabele jaar 1966 veel ge
noegen dat ik, na op woensdag 12 januari 1966 (en niet 22 januari gelijk het Ar
chievenblad ons diets wil maken) onder bezwaar van het te organiseren jubileum
van ons 75 jarig bestaan, waaraan naar het woord van de aftredende voorzit
ter, de aimable Formsma, niet eerder was gedacht het doet mij genoegen dat
in een slapeloze nacht bij mij de gedachte is opgekomen aan een feestbundel. Im
mers, terwijl de Limburgse feestplannen ons volledig nog onbekend waren met
compleet twee waardige publicaties, want ook de Roermondse archiefkwestie
werd der vergetelheid in een uitvoerige publicatie opnieuw van de hand van de
nijvere Carel Bloemen ontrukt daagde ook bij ons het besef van de noodzaak
het op die herdenkingsdag der Vereniging niet bij gesproken woorden alleen te
moeten laten. Uitdrukkelijk en van heler harte wil ik de medewerkers aan Septet
hier nog eens danken. Overvallen met een vraag voor een gespecialiseerde bijdrage
met onvoorstelbaar korte levertijd, achtervolgd met aanmaningen en dwangbeve-
[106]
len mijnerzijds, behielden zij hun goed humeur, zodat geheel volgens plan de bun
del kon worden aangeboden. Maar ik dank niet alleen die auteurs van de artikelen,
doch ook de jongere collega's die bereid waren om in principe een pendant van
Septet te vullen, al moest dit plan later vallen. Aan de finantiele 'tour de force',
de krachten van de vereniging rijkelijk te boven gaande, mag ik met stilzwijgen
voorbijgaan in de wetenschap dat de instanties, welke in de nood voorzagen, met
naam en toenaam door de drukker aan het nageslacht zijn gemeld.
Wat de bijeenkomst in de Rolzaal betreft, betuig ik nog eens mijn gevoelens van
spijt, dat ondanks de door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
werk toegekende subsidies voor het aantrekken van buitenlandse gast-sprekers, de
verstkomende verstek moest laten gaan. Betreuren wij het dat prof. Giulio Batelli
van het Vaticaans archief zijn voordracht over de invloed van onze Handleiding
buiten Nederland niet kon houden, en mag ik al mededelen dat dit met spijt ook
van Batelli zelf geschiedde, in quanto zo schrijft hij, Io considero il
'Manuale' come catechismo degli archivisti, che conserva ancora il suo valore
universale nog meer betreuren wij het dat de tijd te kort geworden was voor
het vinden van een gelijkwaardige vervanger. Zoals wij uit de excuses van dr.
Sabbe ter inleiding van diens rede hebben gehoord, moet de bijeenkomst van de
Conseil International des Archives in Washington van 9-14 mei voor onze viering
het vet wel wat van de ketel hebben gehaald. Niettemin: de koppeling verder aan
de traditionele archiefdagen, waar op de tweede dag, zowel in de voordracht van
dr. Peter Walne uit Hertford, als in die van mevrouw dr. Meilink-Roelofs het in
ternationale element sterk naar voren trad, leverde, naar wij mogen vaststellen,
voor de afronding van de 75 jaar verenigingsleven een waardig slot.
Wanneer ik vervolgens naar een voor de toekomst meer feestelijk aspect van ons
archivarissenbestaan mag overstappen, dan kom ik op het chapiter der nieuwbouw.
Klaagde ten vorige jare de voorzitter van deze plaats af zijn nood over gebrek aan
ruimte en personeel, culminerend in de uitspraak 'Er zal toch een en ander
moeten gebeuren', en mocht zelfs de officiële opening van het nieuwe rijks
archief in Zeeland de onlangs afgetreden algemene rijksarchivaris, mr. H. Harden-
berg niet tot laaiend enthousiasme kunnen brengen bij alle tevredenheid over
Middelburgs der abdij-waardig archiefgebouw over de totale bedrijvigheid in,
de sector archiefgebouw, dan kan met Amsterdam, Rotterdam, Delft en Alkmaar
voor ogen in de gemeentelijke sector, met in gedachten het oprijzend rijksarchief
van Arnhem, de begonnen bouw van gemeente- en rijksarchief in Utrecht en de
aankondiging van bouw van een rijksarchief in Leeuwarden vandaag met diepe
tevredenheid worden vastgesteld: accidit in punto, quae nondum spratur in anno.
Degenen, die over luttele jaren, naar valt te verwachten, in goed geoutilleerde ar
chieven mogen werken, zullen er goed aan doen er eens zo'n 20 tot 25 jaar archief
verslagen op na te lezen, waarin van jaar tot jaar beschreven staan de gewekte
verwachtingen en de gevoelens van moedeloosheid van de opsteller (meestal een
en dezelfde man) die er nauwelijks meer aan durfde geloven. Maar wij willen op
dit ogenblik eveneens dankbaar kijken in de richting van al die ambtenaren buiten
het archief, die zich steeds maar over nieuwbouwplannen moesten buigen, erin
[107]
M