Met applaus worden hierop dr. L. P, L. Pirenne en mr. E. D. Eijken gekozen als
voorzitter van de redactiecommissie en als secretaris van de Vereniging.
Bij de rondvraag neemt de secretaris het woord:
Hooggeachte Van Buijtenen. Toen vorig jaar je illustre voorganger aftrad, heb je
hem naar aanleiding van het dikke Diarium van Egbert Alting in verband gebracht
met het Groningse 'peerd van ome Loeks'. Het voorzitterschap, dat met deze dag
gaat eindigen, vond geen aansluiting bij een Utrechtse of beter Friese spreuk, doch
culmineerde men kan haast zeggen: vanzelfsprekend in een latijns woord:
Septet. Er was een voorzitter gezocht, die het 75ste verenigingsjaar passend zou
doen gedenken. Gezien de gekozene verbaasde men zich niet, dat de herdenking
als centraal punt, naast een magistrale rede, een bundel studies kreeg. Het is be
kend, dat er in het corps vele bijdragen sluimeren. Veelal echter mankeert de
hand, die het onvoldragene tot rijpheid wekt. Een enkele medewerker zal de initia
tiefnemer wel een slavendrijver hebben gevonden. Zelf was je echter, door de eigen
hoge eisen aan verzorging en tijdslimieten gesteld, de meest gedrevene. Daarnaast,
en dat imponeerde een enkel prozaisch gemoed zo mogelijk nog meer, sprak je
de duizenden los, die nodig waren voor deze onderneming. Nu ja aldus 'bien
merité de notre association' het bestuur gaat verlaten, is dat met heel veel dank
voor het gepresteerde, dank in het bijzonder voor de mijlpaal 'Septet', die je op
het pad van onze befaamde vereniging hebt opgericht, mijlpaal en aansporing te
vens. Hierom, maar ook omwille van de hartelijke vriendschap, die je in het be
stuur schonk, willen de medebestuursleden je op dit moment een kleine gave aan
bieden. Bij het vertrek uit de vergaderzaal behoort een viaticum, een reisgift. Zeker
nu je je gaat begeven naar een rauw bouwterrein en naar ruwe betonmolens, om
bouwheer te zijn van een nieuw Utrechts rijksarchief. Dat je wens een bijbel
uitgave was, verbaasde de collega's niet. Wij staan allen tenslotte in het spoor van
Mabillon. Wel schokte het, dat de keuze viel op de nieuwste Nederlandse verta
ling. Zelfs de troost van een nieuwste vertaling in het Fries werd ons niet geschon
ken. Moge het deel I Genesis-Deuteronomium, dat bij deze als voorschot op de
gehele uitgave wordt overgedragen, geen einde maken aan de vertrouwde latijnse
citaten, waarmede zo menige toespraak rijkelijk werd gekruid. Reeds eenmaal
werden wij verrast door een archiefstudie over charterberging, waarin scheikundige
formules waren verwerkt. Deze bijbeluitgave zij je een hoeksteen bij het bouwen.
Laat het geen teken zijn dat de oorkonden en de chronologie vervangen worden
door chemie en bouwtechniek en dat het vertrouwde latijnse citaat ook in Utrecht
verloren gaat. Nogmaals: dank voor alles!
Nadat dr. Brekelmans in verband met de financiële toestand van de Vereniging
heeft aangedrongen op een bestuursvoorstel tot verhoging van de contributie, sluit
de voorzitter om 12 uur de vergadering met een woord van dank aan alle aan
wezigen en in het bijzonder aan het gemeentebestuur en de gemeentearchivaris van
Gouda. Het bestuur stelt het op hoge prijs, dat de schitterende raadszaal voor de
vergadering mocht worden gebruikt.
Het programma voor de middag met ontvangst, lunch en film in de Waag, biedt
voorts een bijeenkomst in het schitterende gemeentemuseum. Burgemeester mr. R.
M. van Reenen en de voorzitter van de commissie van advies voor het archief
dr. J. G. W. F. Bik zullen er een welkomstwoord spreken en collega Gesellschap
zal de positie van het gemeentearchief belichten. Bij deze wil de spreker de ambt
genoot uit Gouda reeds bedanken voor het doordachte, charmante program. De
receptie door het gemeentebestuur ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van
het gemeentearchief, zal voor de leden het slot zijn van deze dag.
Voor de inleiding van mr. J. E. J. Gesellschap, gemeente-archivaris te Gouda, zie
pagina 112.
Rede van de voorzitter
Periodisering in de geschiedenis thema waarvan zeker niet weinige historici hun
levenswerk menen te moeten maken heeft nooit bijzonder tot mijn verbeelding
kunnen spreken. Waarom zou bij een jaargrens of een eeuwgrens nu plotseling de
stroom haar keer nemen met de snelheid van een wedstrijdzwemmer, halverwege
zijn baan aantikkend voor zijn weg terug?
Graag zou ik dus de volgende uitspraak voor rekening van zijn auteur, wijlen
prof. Jan Romein, laten: 'Zó moet bij tijden de natie zich hernieuwen, en zij hééft
het ook gedaan: in de 16e eeuw, toen in de 17e, toen in de 18e eeuw en tenslotte
in de 19e eeuw, telkens omstreeks de jaren '70'. Hoezeer ik mij ook rationeel te
weer stel om aan zo'n 'spina', zulk een keerpunt in de cours van een eeuw te ge
loven, gevoelsmatig en dat behoeft nog niet altijd 's mensen slechtste 'tweede-ik'
te zijn kan ik mij steeds minder onttrekken aan de gedachte van het bestaan
van zo'n tournure. Volgens oudmodische opvattingen vullen drie generaties een
eeuw. Welnu, waar of niet waar, de herfst-evening van 1966 luidde een derde,
afsluitende periode in. Archivarissen verwachten van de voorzitter van hun ver
eniging geen al of niet steekhoudende overpeinzingen over de wereld aan de
vooravond van het computer- of het atoomtijdperk. Wel heb ik er mijzelf op
betrapt, (dit jubileumjaar van de vereniging overziende), steeds met die gedachten
aan een grote kentering gespeeld te hebben, die mij nu wel tot een overtuiging
is geworden. Misschien waren de omstandigheden, waaronder wij op de 13e ok
tober 1966 op het Binnenhof ons 75-jarig bestaan herdachten, in dit opzicht wel
omineus. De zwakke geluiden uit 's lands vergaderzaal doordringend naar de Rol
zaal, praeludieerde al op het 'panta rhei'. De ontstentenis van de minister in eigen
persoon bij onze viering bleek reeds een voorafschaduwing van de gaping van een
gevallen kabinet. Maar beelden terzijde. De grote veranderingen in een lange
naoorlogse incubatietijd voorbereid staan, als ik het wel zie, thans voor de
deur. Een ogenblik wordt de aandacht hiervoor nog afgeleid: wij zitten immers
midden in een feestperiode? Als voorzitter mocht ik op 1 april 1966 in Maastricht
de vreugde meebeleven van 100 jaar archief bestaan in Limburg. Dat het onze
Limburgse collega's toevertrouwd is aan zulk een feit het nodige relief te geven,
behoeft U waarlijk uit mijn mond niet te horen, want het is u a priori bekend.
[104]
[105]