Berichten
Zeeland door A. Mulder, in 1929 Zuid-Holland door H. Brouwer (met supplement
in 1959), in 1930 Utrecht door R. van Royen en in 1933 als laatste vooroorlogse
inventaris Gelderland door H. L. Driessen.4 Na een onderbreking van bijna twintig
jaar kwam in 1952 van F. M. Hendriks de beschrijving van de doop-, trouw- en
begraafboeken, de registers van aangegeven lijken enz. in Overijssel van de pers
en in 1953 sloten voorlopig Drente, Groningen en Limburg weer de rij door het
werk van de heren E. J. Werkman, A. Pathuis en J. M. van de Venne.5
Gaan wij de gebruikte benamingen na, dan blijken alleen Mulder en Driessen (in
Gelderland) de term retroacta, die door Mulder in 1955 nog vol vuur verdedigd
werd,6 gebezigd te hebben. In Noord-Holland luidde in 1922 de omschrijving:
doop-, trouw-, begraaf- en successieregisters, nauw verwant aan de terminologie,
die W. R. Veder in 1911 in Amsterdam hanteerde,7 terwijl Berns in Friesland ge
woon gesproken had van oude archieven van den burgerlijken stand. In de overige
zes provincies is de titel analoog aan die van de hier aangekondigde inventaris.
De door de heer Kruijff gevolgde indeling is als volgt. De burgerlijke gemeenten
zijn geplaatst in alfabetische orde volgens hun huidige samenstelling. Indien dus
een burgerlijke gemeente na 1810 opgeheven is, moet gezocht worden in de ge
meente, waarmee de oude gemeente verenigd is. Een alfabetische index op de
plaatsnamen komt de gebruiker bij dat onderzoek te hulp. Eerst zijn beschreven
de stukken van de R.K. parochiekerken, vervolgens die van de Nederduits-gerefor-
meerde-, Waals-gereformeerde-, Engelse- en Israëlitische gemeenten en tenslotte
die van de schepenbanken, de gaarders en de gequalificeerden, Als bijlagen werden
opgenomen lijsten van doop-, trouw- en begraafboeken, daterend van vóór de in
voering van de burgerlijke stand, welke berusten in het bisschoppelijk archief te
's-Hertogenbosch, in de R.K. of N.H. pastorieën. Microfilms van die boeken zijn
op het rijksarchief aanwezig.
Het kan voor archivarissen buiten Noord-Brabant nuttig zijn de genoemde alfa
betische index op de plaatsnamen eens door te lopen. Er komen gemeenten uit
andere delen van ons land en uit het buitenland in voor in een samenhang die men
niet gauw zou verwachten. Zo werden in Vierlingsbeek tussen 1774 en 1810 o.a.
ook joodse jongetjes uit Amsterdam, Nijmegen en Zaltbommel en de Duitse plaat
sen Goch en Kaldenkirchen besneden en vindt men in een trouwboek van de
Nederduits-gereformeerde gemeente van Putte en Huijbergen een akte uit 1802
van een echtpaar, dat te Amsterdam ondertrouwde en te Antwerpen trouwde. Dat
dergelijke en nog veel meer details er in deze inventaris uitkomen pleit ten zeerste
voor de kwaliteit van de geleverde beschrijvingen.
J. H. van den Hoek Ostende
4 Repertorium nrs. 801, 1129, 1252 en 1253, 1000 en 412.
5 Repertorium nrs. 913, 254, 503 en 593.
6 Ned. Archievenblad 1954-1955, blz. 77.
7 Repertorium nr. 834.
[154]
Xe Table Ronde des Archives
Van 9 tot 11 mei 1967 werd te Kopenhagen de 10e Table Ronde des Archives ge
houden.
Behalve de leden van de Conseil International des Archives namen deel ca. 50 af
gevaardigden uit 25 landen (14 West-Europese landen, 8 Oost-Europese landen,
Israël, Turkije en de V.S. van Amerika) en voorts afgevaardigden van de Verenig
de Naties, de Fédération Internationale de Documentation en de International
Federation of Library Associations. Uit Nederland waren aanwezig: mr. H. Har-
denberg (Intern. Archief Raad) en ondergetekenden (Vereniging van Archivaris
sen in Nederland en Algemeen Rijksarchief).
De vergaderingen werden gepresideerd door de president van de Internationale
Archiefraad prof. Et. Sabbe uit Brussel (bij ontstentenis van de président-fonda-
teur M. Charles Brabant) en door de Rijksarchivaris van Denemarken, dr. Joh.
Hvidtfeldt. Plaats van samenkomst was op 9 en 10 mei het landsarkiv van Sjaelland
te Kopenhagen (regionaal archief) en op 11 mei het kasteel Kronborg te Elseneur.
De spreektaal was Frans en Engels. Op doorgaans uitnemende wijze werd al wat
gezegd werd door een vertaalster van het Frans in het Engels en omgekeerd door
gegeven. De beide Duitse delegaties spraken Duits, de Russische Russisch. Dit
maakte nog meer vertalingen noodzakelijk. Daardoor duurden de zittingen soms
naar het gevoelen van polyglottische congressisten overbodig lang.
Op het Buitengewoon Internationaal Archiefcongres te Washington (voorjaar 1966)
was als probleem vastgesteld: a. openbaarheid van archivalia en b. problemen
rondom microfilm. Toegevoegd werd: c. de problematiek rondom het begrip
copyright.
Uitvoerige vragenlijsten met betreking tot deze drie onderwerpen waren tevoren
aan alle delegaties toegezonden. Enige uitgebreide raporten, welke de deelnemers
aan het begin van de Conferentie ontvingen, waren uit de binnengekomen antwoor
den gedistilleerd door prof. Robert - Henri Bautier (Parijs) (a en c) en M. Christian
Gut (Parijs) (b). De Amerikaanse beantwoording, niet in de rapporten verwerkt,
werd afzonderlijk uitgereikt.
Deze raporten waren de basis van de besprekingen. In hoofdzaak kwamen deze
erop neer dat de vertegenwoordigers der verschillende landen, voor zover nodig,
de door hen schriftelijk toegezonden antwoorden, nader toelichtten. De rappor
teurs in de eerste plaats verdienen veel lof voor het omvangrijke werk dat zij ver
richt hebben om de toegezonden gegevens op overzichtelijke wijze te combineren.
[155]