lopend archief en het semi-statische archief naar de archiefbewaarplaats in de zin
der wet. Vooral over de middenperiode bestaat veel onbegrip en misverstand1 en
daarom zou eigenlijk iedereen het artikel van Pérotin, waarvoor The American
Archivist afweek van het beginsel geen reeds elders gepubliceerde bijdragen op te
nemen, moeten lezen. Aan enige artikelen over typisch Amerikaanse toestanden
gaan we stilzwijgend voorbij, maar het door Ernst Rosner geschreven In Memoriam
Johannes Ullrich (1902-1965) kunnen wij niet ongenoemd laten. Dr. Ullrich was
hoofd van het politieke archief van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De plichtsbetrachting, die zijn leven kenmerkte, deed hem de hem toevertrouwde
bescheiden bewaren ten behoeve van een regiem, dat hij verafschuwde, en in een
tijd, die hem kwetste door hardheid en brutaal geweld. Tien jaar dwangarbeid in
Rusland moest hij verrichten en hij hield er het leven bij door Bach cantates te
fluiten bij een temperatuur van 40 graden onder nul. Dat een zo mooie en van
begrip getuigende levensbeschrijving van dr. Ullrich in een Amerikaans vaktijd
schrift verscheen is een bewijs voor het bestaan van de in de titel der eerste bijdrage
genoemde scholar's one world.
De oktober-aflevering begint met een verslag van de huldiging van miss. Margaret
Cross Norton, die van 1 april 1922 tot en met 15 april 1957 archivist of the Illinois
State Library was. P. J. Scott behandelt vervolgens de Australische benadering van
het classificatie-probleem in de archieven. Wij wijzen ook nog op de bijdrage van
Meivin Gingerich over kerkelijke archieven, in het bijzonder van de Mennonieten.
J. H. v.d. HO.
Uit deel XLIV van het Poolse Archeion, dat 356 bladzijden telt, kunnen wij dankzij
de Engelse samenvatting het volgende overnemen.
M. Friedberg behandelt de archiefopleiding in Polen en trekt daarbij vergelijkingen
met Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje, de Sovjet Unie, de beide Duitslanden,
Tsjechoslowakije, Nederland en België. Irena Radtke gaat in op enige vragen
rond classificatieschema s. St. Nawrocki schreef over bedrijfsarchieven en de
inspectie, die overheidsarchivarissen daarover bij instellingen en ondernemingen
moeten uitoefenen. St. Popiolek geeft als zijn mening, dat de archivaris in zijn
rayon een belangrijke rol moet spelen in het culturele leven. Door verantwoorde
popularisering van het onder hem berustende bronnenmateriaal heeft hij daarbij
zeker een educatieve taak. Irena Sulkowska-Kurasiowa geeft een karakteristiek
van de Libri inscriptionum van de Poolse Kroon 1447-1794. M. Stankowa be
handelt een in het archief van Lublin berustend register betreffende rechtszaken
over onroerend goed 1427-1468. J. Jankowska vertelt over de archieven van het
koninkrijk Polen, die van 1795 tot 1923 in Rusland werden bewaard. K. Konarski
1 Cf. het artikel Lopend archief door dr. W. J. Formsma in Ned. Archievenblad 1965
blz. 192-193.
[150]
sluit daar min of meer bij aan met zijn artikel over de archieven van het vorsten
dom Warschau, het koninkrijk Polen, dat op het Weense congres gecreëerd werd
en de kanselarij van Zijne Keizerlijke (Russische) Majesteit voor de zaken van het
Poolse koninkrijk, die tot de eerste wereldoorlog bestond. De 10.018 nummers
tellende prentverzameling van Ambrose Grabowski (1782-1868) in het archief te
Krakau wordt in een geïllustreerde bijdrage besproken door W. Kolak. E. Sze-
lenbaum wijdt aandacht aan de phonetische documentatie over het leven in de
Poolse hoofdstad 1945-1950, die in het Warschause archief wordt bewaard.
Z. Wenzel-Homecka schreef over een bijzonder gerechtshof, dat van 1356 tot 1795
in Krakau zetelde, het z.g. Zes-Steden Hof. M. Motas nam de postbehandeling
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken 1931-1939 onder de loep. C. Margas
verdiepte zich in de organisatie van het gemeentebestuur van Jelenia Gora 1945-
1950. St. Pankow, die een bezoek aan de DDR bracht, vertelt over de gemeente
archieven van Berlijn, Halle, Leipzig, Naumburg, Weimar, Erfurt en Dresden.
P. Bankowski gaat in op de achtergronden van Elseviers Lexicon of archive ter
minology. Berichten, boekbesprekingen, kroniek en herdenkingen (met portret)
van K. Lonczynska (1925-1965), A. Kossowski (1886-1965) en J. Jedlinski (1899-
1965) maken verder deze aflevering vol.
Deel XLV telt 274 bladzijden en gaat vergezeld van een bibliografie van Poolse
archiefpublicaties 1961-1965. Aan de samenvatting in het Engels ontlenen wij het
volgende.
Uit een bij 120 archieven ingesteld onderzoek bleek, dat Archeion een goede pers
heeft. Sommigen zouden aan de archiefproblematiek meer aandacht besteed willen
zien, anderen zouden een uitgebreidere kroniek wensen, bovendien bleek er ver
langen te bestaan naar meer afleveringen van Archeion.
St. Pankow vergelijkt Poolse en buitenlandse archief gidsen en stelt aan deze
publicaties in het algemeen als eisen: historische en organisatorische inleiding,
opgave van de inhoud van de bewaarplaats, lijst van inventarissen, indices, reper
toria en bibliografieën.
J. Michalska gaat aan de hand van haar ervaringen in het archief van Wroclaw
(Breslau) in op de artikelen van Cz. Biernat en St. Nawrocki in ArcheionXL.1
Daarbij komt de inspectie over bedrijfsarchieven ter sprake.
Cz. Stodolny schrijft over de archieven van de vakbeweging in Dantzig 1945-1965.
A. Stojanowska bespreekt het voor de agrarische geschiedenis uitermate be
langrijke archief van het landgoed Zmigrod in Neder-Silezië. dat van de 17e eeuw
tot 1945 eigendom was van de familie Hatzfeldt. Bij de landhervorming werd het
eigendom van de Poolse staat en ging het archief naar de archiefbewaarplaats in
Wroclaw.
J. Semkowiczowa behandelt het zg. Poolse Oorlogsarchief. Het werd in het begin
van de eerste wereldoorlog in Wenen door Poolse intellectuelen verzameld en nog
gedurende die oorlog naar Lemberg en vandaar naar Krakau overgebracht. In
1922 kwam het in de Centrale Militaire Bibliotheek in Warschau, waar het in 1939
bij de Duitse aanval op de Poolse hoofdstad verbrandde. Een drietal illustraties:
1 Zie Ned. Archievenblad 1965, blz. 128-129.
[151]