koste van veel moeite en vasthoudendheid werden verworven en wij tillen niet zwaar aan de geleden verliezen. Zij bestaan immers in feite uit het op hun juiste bestemming brengen van ten onrechte in een of andere archiefbewaarplaats aan wezige bescheiden of zegels. Vermelding verdienen ook de talrijke op archiefstudie gebaseerde publicaties, die niet hadden kunnen worden geschreven zonder de ken nis, het geheugen en het combinatievermogen der archivisten en het aandragen en afstoffen door de archief bedienden. Ieder die het archiefwezen ter harte gaat moet dat zelf in de verslagen nalezen. Daarbij zal natuurlijk naar aard en belangstelling de een door dit en de ander door dat getroffen worden. Mij vielen in het bijzonder op de vele inventarissen van 19e en 20e eeuwse archieven die aan de tweede af deling van het Algemeen Rijksarchief in bewerking zijn en de grote zorg, die besteed wordt aan het gemeentearchief van Staveren, welk stadje zo weinig realia uit zijn roemrijk verleden over hield en waar een groot deel van het oude archief in het begin van de vorige eeuw in zee geworpen is. Aangaande de inspectie stippen we aan, dat in Friesland onder leiding van de rijksarchivaris-inspecteur werkstudenten zijn ingeschakeld bij de inventarisatie van de archieven van na 1816 der gemeenten in de Zuidwesthoek. Aanleiding tot dit geslaagde experiment was de behoefte van de Fryske Akademy aan de raadpleeg baarheid van deze archieven voor een streekonderzoek. Traditiegetrouw vermelden we tenslotte iets over de aantallen bezoekers en bezoe ken. Het A.R.A. werd bezocht door 1442 personen, die 13228 bezoeken brachten. Het rijksarchief te Groningen noteerde ook in 1964 het grootste aantal bezoeken van de archieven in de provincie: 5300, gebracht door 490 personen. Noord-Hol land hield de leiding wat het aantal bezoekers betreft, 621 met 3079 bezoeken. Zeeland had zowel van de bezoekers als de bezoeken de geringste aantallen, 245 en 678. Drente had 253 bezoekers met 1030 bezoeken, Limburg 255 met 2790, Overijssel 323 met 1446, Gelderland 350 met 2497, Noord-Brabant 470 met 1774 en Utrecht 542 bezoekers met 2277 bezoeken. Voor Friesland werden geen cijfers opgegeven. J. H. v. d. HO. Verslag van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie over 1966 Dit jaar had een kalmer verloop dan het vorige.1 Het instituut kon zich meer op de eigenlijke wetenschappelijke werkzaamheden concentreren, al deden zich telkens weer kwesties voor uit oorlogs- en bezettingstijd, in verband waarmee van het instituut medewerking gevraagd werd voor het verkrijgen van inlichtingen. Zo in januari, toen de vraag aan de orde kwam of dr. H. Fischböck, commissaris-gene raal voor Economie en Financiën tijdens de bezetting, die zich na de bevrijding 1 Ref. in Ned. Archievenblad 1967, blz. 60-61. [144] aoor onder te duiken aan berechting had kunnen onttrekken, aan de Nederlandse justitie uitgeleverd kon worden.2 Voorts waren er de Van Imhoff-zaak: het omko men van talrijke Duitse geïnterneerden, die op de Van Imhoff uit Sumatra naar Brits-Indië werden overgebracht, bij het tot zinken brengen van dat schip op 19 januari 1942, en de kwesties rond het Eerste Kamerlid ir. H. Adams en de Navo- opperbevelhebber voor Midden-Europa, generaal Graf von Kielmansegg. De ge bruikelijke medewerking bij de voorbereiding van studies en tentoonstellingen en ten behoeve van uitgevers, pers, radio, televisie en films werd ook in 1966 ver leend. Met de voorbereiding en uitgave van eigen wetenschappelijke publicaties werden goede vorderingen gemaakt. De monografie van B. A. Sijes 'De arbeidsinzet. Dwangarbeid van Nederlanders in Duitsland 1940-1945' verscheen kort voor de meiherdenkingen en kreeg in de pers veel aandacht. Van prof. Pressers werk over de Jodenvervolging wordt de mogelijkheid van publicatie door Engels-Amerikaanse en Duitse uitgevers bestudeerd. Van de omvangrijke publicatie Briefwisseling van mr. M. M. Rost van Tonningen, deel I, kwamen de indices en de samenvatting van de inleiding in het Engels gereed.3 Aan de monografieën over het Protestants Schoolverzet (auteur: dr. J. C. H. de Pater) en de NSB 1931-1945 (auteur: drs. A. H. Paape) werd verder gewerkt, terwijl de annotatie van de Brieven en bescheiden betreffende Nederland uit de archieven van de SS, deel I en II, (bewerker: drs. N. K. C. A. in 't Veld) definitieve vorm kreeg. Dr. L. de Jong bestudeerde een groot aantal stukken en publicaties in verband met zijn werk in zes delen over Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Het eerste deel zal na een uitvoerige inleiding de periode september 1939-mei 1940 en de Duitse inval behandelen. De werkzaamheden in verband met de Duitse schadevergoedingsregelingen (Bun- desrückerstattungsgesetz) bereikten een eindstadium, zodat de minister van Finan ciën het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-Uitkeringen (CADSU) per 1 juli 1966 ophief. Een zevenjarige samenwerking tussen het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en het CADSU kwam daarmee ten einde. De heer A. J. van der Leeuw, die op het instituut de daaraan verbonden arbeid verrichtte, schreef voor het eindverslag van het hoofd van het CADSU een bijdrage, getiteld: 'De historische documentatie voor de door het CADSU behandelde claims', die als bij lage I aan het hier besproken jaarverslag werd toegevoegd. De aanwinsten in de categorie archieven (17, tegen 28 in 1965) bestonden zoals gewoonlijk weer grotendeels uit aanvullingen op reeds aanwezige archieven. Wij noemen hiervan een drietal strekkende meters archivalia van het Nationaal Steun Fonds; acht bundels stukken uit de persoonlijke verzameling van mr. K. J. Frede- riks, betrekking hebbende op onderscheidene terreinen van zijn werkzaamheden als secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken; een tiental 2 Dr. Fischböck is inmiddels op 3 juni 1967 te Florida in Argentinië op 72-jarige leef tijd overleden. 3 Dit werk verscheen in juni 1967 en werd door dag- en weekbladen uitvoerig bespro ken. [145]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1967 | | pagina 23