Stichting Tehuis voor Archief ambtenaren
van de Atlas van Stolk om er maar enkele te noemen, de leiding zouden willen
nemen en hulp zouden willen gaan bieden om, zo goed en zo kwaad als het gaat,
de principes van de 'Handleiding voor het samenstellen en beheren van Topogra
fische Atlassen' ter algemene kennis te brengen, dan zou reeds veel zijn gewonnen.
En wanneer ieder, die zich tot oordelen en meedenken bevoegd en geroepen acht,
dan om te beginnen eens zou reageren met nieuwe ideeën, met min of meer be
langrijke aanvullingen op de genoemde 'Handleiding' en zich zou realiseren, dat
het hier om een verantwoorde verruiming van de 'educatieve' opdracht van de
archieven gaat, dan zouden binnen niet al te lange tijd èn voor het zuiver we
tenschappelijke onderzoek èn voor het ontwikkelen van meer belangstelling onder
de burgers van onze steden en dorpen daden van grote en verstrekkende be
tekenis gesteld kunnen worden.
Dit korte artikel wil een oproep zijn om te komen tot de instelling van een
coördinatie-commissie, die alle vroegere ervaringen bundelt en vervolgens door
uniforme beschrijving van afbeeldingen en het uitgeven van geïllustreerde catalogi
stimulerend zal werken aan het juiste beheer en het juiste gebruik van de bestaande
collecties. De in 1964 in Rotterdam opgedane ervaringen wettigen het vermoeden,
dat ook het aanleggen van nieuwe verzamelingen, of althans de aandrang daartoe
op plaatsen waar deze geheel ontbreken, een van de belangrijkste taken van deze
commissie zal worden. Laten vooral ook de streekarchivarissen hun grote verant
woordelijkheid in deze niet veronachtzamen. Door gecoördineerd handelen, d.w.z.
na een periode van intense voorbereiding gezamenlijk komen tot de ontwikkeling
van in het verleden nog niet genomen initiatieven, kan er iets groots verricht wor
den. De kansen, die hier voor het grijpen liggen, mogen niet ongebruikt blijven.
Het zou mij een groot genoegen verschaffen in dit opzicht iets ten bate van het
wetenschappelijk onderzoek van de documentaire collecties en van het meer bekend
worden van die verzamelingen bij een ruimer publiek dan tot nu toe te mogen
doen. De dienstverlenende functie van de archieven kan er door worden vergroot.
De naam van de archieven zal het zeker niet schaden.
A. Graafhuis
[136]
In een Haagse buurt, die ons onweerstaanbaar aan de regels van Gerrit Achterberg
herinnert 'Den Haag stad boordevol Bordewijk en van Couperus overal een vleug'
en waar de trouwkoetsjes op weg naar de Javastraat het zo goed doen tussen de
gevels met stucwerk en brede deuren, met frontons of balcons met vazen op de
balustrade, staat van de laatste categorie een huis, dat ook inwendig nog de sfeer
ademt van rond 1900. Antieke kasten, schilderijen, oude klokken, boekenruggen
met gouden letters, porselein en Chinese beeldjes vindt de bezoeker er en in een
hoek zelfs een geweer met zeer lange loop, een snaphaan uit de zeventiende eeuw.
In die omgeving heeft Theodorus Morren gewoond, die van 1888 tot 1913 aan het
Algemeen Rijksarchief verbonden was. Bij testament bepaalde deze vrijgezel, dat
zijn woonhuis aan de Celebesstraat 76 zou worden bestemd tot vakantiehuis voor
wetenschappelijke ambtenaren, die werkzaam zijn aan rijks- en gemeentearchieven.
Na Morrens dood in 1920 kwam het huis twee jaar later als Tehuis voor Archief
ambtenaren in gebruik. Administrateur werd de heer E. A. Kuipers van de afde
ling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, die tot 1959 het Morrenhuis beheerde, waarna de heer H. J. van
Meerendonk hem als directeur opvolgde. Drie regenten, het hoofd van de afdeling
Oudheidkunde en Natuurbescherming van het departement, dat thans Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk heet, de Algemene Rijksarchivaris en de Haag
se gemeentearchivaris vormen het bestuur van de stichting.
Met de regenten en beide andere genoemde heren zat schrijver dezes op 9 mei 1967
in Morrens eetkamer aan aan een welvoorziene dis, waarop louter schotels en
dranken werden opgediend met typische Haagse, dan wel archivistische benamin
gen. Zo herdachten wij bij kaarslicht, dat het precies honderd jaar geleden was
dat Theodorus Morren als zoon van een tabakshandelaar te Utrecht werd geboren.
Dank zij de aan hem gewijde woorden van regent dr. mr. F. J. Duparc, de door
de heer Van Meerendonk uit archivalia en gedrukte bronnen opgediepte gegevens
en de neergelegde foto's kwam Morren voor ons tot leven. Wij volgden hem van
Utrecht, waar hij volontair was, via 's-Gravenhage, waar hij niet alleen archief -
ambtenaar was maar ook secretaris en redacteur van de geschiedkundige vereniging
'Die Haghe' en tussen 1896 en 1913 schreef over de buitenplaatsen Sorghvliet,
Buitenrust en Rustenburg, het huis Honselaarsdijk en de Haagse straatnamen, naar
West-Indië, waar hij kisten vol archiefstukken voor de ondergang door weers
invloeden en insekten wist te behoeden door ze naar Nederland te zenden. De
eerste wereldoorlog hield hem langer uit patria dan hij aanvankelijk gedacht had
en hij reisde naar de Oost, waar hij op 31 mei 1920 in Soerabaja overleed.
137]