Het was in deze tijd, dat hij het Benelimconvent van Archivarissen (uit Belgisch en Nederlands Limburg) met een jaarlijks patroonsfeest op St. Laurentius opricht te. In Limburg werd Bloemen opnieuw met spitse pen actief in de journalistiek; sommigeen zullen zich hartgrondig geërgerd, anderen met even hartgrondig ver maak herinneren, hoe eens de traditie van de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven in De Nieuwe Limburger moordend op de hak werd genomen. De laat ste van de vele op zoveel gebieden liggende schrifturen van Bloemen zijn weer gewijd aan het terrein waarop hij telkens terugkeerde: het archiefwezen. Bij het honderdjarig bestaan van het Rijksarchief in Limburg publiceerde hij een pocket over de voorgeschiedenis van die instelling. Nemand zal beweren, dat dit een wetenschappelijk werk is in de gewone zin; de buitenstaander beweert, dat hij nu eens een boek over de archieven heeft, waar hij bij kan. Tenslotte tijdens zijn ziekte, na zijn pensionering per 1 september 1966, voltooide Bloemen wat wellicht een archivistieke schelmenroman mag heten: 'De Roermondse. Archiefkwestie', boeiend, eerlijk en toch zo partijdig als het maar kan. Zijn leven was toen al bezig af te lopen: hij was nooit zuinig op zichzelf geweest en groot leed was hem niet bespaard; hij verloor twee dochters, één nog jong, één al volwassen na levenslange zorgen om een geliefd en beminnenswaard kind'met een aangeboren gebrek. Op zijn sterfbed was Bloemen de altijd strijdbare vriend verzoend met zijn afscheid. De man, wiens altijd pendelende geest wordt ge karakteriseerd door het feit, dat naast zijn geschiedwerk 'Drie eeuwen Maastrichts Theater zijn uitgave staat van het Enchiridion van Augustinus, wist altijd wel dat de archivaris zich in de volle zin van het woord bezighoudt met de dingen, die voorbijgaan. Hij had zich voorgenomen op Pasen heen te gaan, maar het werd toch nog Beloken Pasen. Bij zijn uitvaart op 7 april in de parochiekerk van de H. Petrus te Maastricht dien den twee archivarissen de mis en bij zijn graf hield een vriend en collega van refor matorische signatuur zichzelf en de andere treurenden voor dat in de geest van Carel Bloemen oblaat van de Benedictijnen daar niet anders gezegd mocht worden dan Looft den Heer, want Hij is goed, want Zijn barmhartigheid duurt in eeuwigheid'. Een singuliere uitvaart van een singulier man, die ons zou hebben gehoond als wij aan zijn sterfbed of aan zijn graf iets zouden hebben getoond van de gevoeligheid, die naar gemene opvatting de vriend wel siert. Van der Gouw In memoriam Dr. D. P. Oosterbaan Op vrijdag 28 juli overleed in het begin van de middag geheel onverwacht en plotseling collega dr. D. P. Oosterbaan, gemeentearchivaris van Delft. De morgen had hij nog werkende op het archief doorgebracht. Thuisgekomen met pijnen, die hem reeds lang kwelden, trof de dood hem zittend en rust zoekend in zijn tuin. [124] Dinant Petrus Ooosterbaan werd op 2 juli 1907 te Doesburg geboren als zoon van de arrondissementsschoolopziener Nicolaas Oosterbaan 1863-1917, die als onder wijzer 1885-1894 en daarna als hoofd van een bijzondere school te Naarden 1894- 1902 werkzaam was geweest en die van 1909 tot zijn vroeg overlijden, als anti revolutionair, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor Enkhuizen was. Na de studie Nederlandse Taal en Letterkunde aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam en aan de rijksuniversiteit te Utrecht, doceerde Oosterbaan Neder lands en geschiedenis aan het christelijk luceum te Zwolle en bij het christelijk middelbaar onderwijs te Amsterdam. Na de oorlog trad hij als referendaris in dienst bij de Regerings Voorlichtings Dienst. Na een ziekteverlof in Zwitserland, koos Oosterbaan het archivariaat en op 25 januari 1950 benoemde de gemeente raad van Delft hem tot gemeentearchivaris. Op 1 augustus is hij onder zeer grote belangstelling, mede van de vakgenoten, op de begraafplaats Jaffa te Delft ter aarde besteld. De voorzitter van de Vereniging sprak, ook namens de buitenslands vertoevende Algemene Rijksarchivaris, woor den van dank voor wat Oosterbaan. mede door de steun der zijnen, voor de archivarissen en voor het archiefwezen betekend heeft. Hij wenste de familie sterkte en zei tot de overledene, die zijn dissertatie geopend had met citaten van Pascal en Hendrik van Vianden, in de geest van de stichtse bisschop en de franse wijsgeer, mede namens de collega's in binnen- en buitenland: A. Dieu. A. E. M. Ribberink [125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1967 | | pagina 13