Slechts zuiver laat-middeleeuws is de massale vervanging van de i door de y. Zolang de kapitaal in vrij zuivere vorm wordt toegepast treedt het verschijnsel der synaloephe op (bijvoorbeeld: quixit in plaats van qui uixit)23. Schrift Behalve dat de verzameling en de studie van inscripties ons helpt aan belang wekkende tekstgegevens, is ook de studie van het schrift van deze documenten de moeite waard. In de inscripties ligt de bakermat van het schrift: het scherpe voorwerp om mee te krassen of te hakken en het harde materiaal om in te krassen of te hakken is eindeloos veel ouder dan pen en papier. En als er later het soepeler materiaal en het lichtlopende gereedschap is, dan hebben we een voortdurende wisselwerking. De trek naar het monumentale of decoratieve in de epigrafische letter doet zich ook gevoelen in de regionen van de schrijfkunst, van waaruit de neiging tot het lopende en utilaristische in verschillende tijden het inscriptieschrift met ver schillend effect hebben beïnvloed, men mag wel zeggen: soms in zijn eigen aard hebben aangetast. De inscriptieletter, die niet zoals het boek slechts voor de enkele bereikbaar, maar voor ieder zichtbaar was in zeer houdbaar materiaal, had een normalise rende, men kan ook wel zeggen: sterk vorm- en stijlconserverende invloed. Het ouderwetse, zeer ouderwetse voorbeeld kan telkens meebepalend zijn voor een nieuwe lettervorm, het heeft die zeifs soms geheel beheerst. Elke inscriptieletter is ook boekletter geworden, lang niet elke boekletter ook inscriptieletter. Het is zeker niet alleen een kwestie van materiaal, dat de oude cursieven, de halfunciaal en de karolingische minuskel nimmer inscriptieletter zijn geworden. In de klassieke periode blijft de invloed van het lopende schrift beperkt tot de ligaturen en dan nog zelden te Rome. Het laten samenvallen van elementen van twee of meer opeenvolgende letters, waarvoor één geheel ontstaat is al gewoon in Gallië in de eerste eeuw, in Germania na de tweede eeuw, terwijl de kunst der combinatie tot hoge bloei komt in Africa. De mogelijkheden van deze kunst der combinatie nemen toe als men ronde letters ook nog hoekig gaat maken een verschijnsel eigen aan de volksverhuizingstijd. Hoewel in ons vaderland inscripties uit de Romeinse tijd bepaald niet ontbre ken24, hebben wij geen rechtstreeks daarop aansluitende traditie. Wij hebben die, evenals voor onze gehele schriftcultuur via de zogenaamde karolingische renais sance, die naar het zuiden keek hoever moet voor elk onderwerp afzonderlijk worden uitgezocht. Voor zover de klassieke inscriptiekapitaal was aangetast door barbaarsheden, werden die verwijderd; de laat-klassieke periode in de provinciale uitvoering, dus 23 Ernestus Diehl, De M finali epigraphica. Lipsiae 1899. S. 117 ff. 24 Eerste ingang: A. W. Bijvanck, Excerpta Romana II, 2 Inscripties (R.G.P. no. 81) 's-Gravenhage 1935. [88] met de ligaturen, werd het voorbeeld. Op het eerste gezicht zijn de stukken uit deze periode misleidend (afb. 9), maar bij nadere beschouwing herkent men ze als navolging: kleine relicten uit het overwonnen geachte stadium blijven zitten, zoals later in het humanistenschrift allerlei middeleeuwse dingetjes op te merken zijn. In de elfde eeuw neemt de inscriptiekapitaal unciale lettervormen op (afb. 10). De letters worden 'sappiger', ze krijgen meer 'Schwung' het verschil tussen dik en dun wordt meer geaccentueerd. Er komen meer abbreviaturen - duidelijk aan de handschriften ontleend. De ligaturen, enclaves (ingesloten letters) en ver vlechtingen van letters nemen toe (afb. 11). De twaalfde eeuw is de periode van de toepassing van alle beschikbare midde len: in elke inscriptie van elke letter zoveel mogelijk variaties; een bepaalde abbreviatuur of ligatuur nu eens wel, dan weer niet toegepast. Het kunstjesmaken met letters tot rebusachtige constructies wordt karakteristiek. Dat er een opvallende toename van unciale vormen25 is, spreekt wel vanzelf. Het is voor een deel op deze inscriptiestijl, dat de voor Spielerei zo gevoelige Bourgondische tijd weer terugvalt. Het is ook in de 12de eeuw, dat de merkwaardige, aan één kant dichte unciale M verschijnt, die later in cursieve vorm zoveel lezers in de war brengt. De eigenlijke ontwikkeling van een nieuwe inscriptieletter vindt plaats in de metaal-, beter: emailtechniek. De letterfiguur moet daar contouren v hebben, invulbare vlakken zijn vereist. In de kunst van de kleine afmeting moeten we de oorsprong zoeken van de zogenaamde gotische majuskel, met zijn ronde vormen, de kapitaal vormt nog het hoofdfonds, rijkelijk aangevuld met unciale lettervormen (afb. 12). Wij noemen deze in de dertiende eeuw voltooide majuskel gotisch, wegens de chronologische parallellie; een stijlovereenkomst, een innerlijk verband met de gotiek zien wij hier niet. Wel in de veertiende-eeuwse tendenz, die ronde majuskel langgerekter te maken, dus in plaats van de cirkel de ogief als grondvorm te nemen en de letters op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen van doorns te voorzien. Ook in stenen is de gotische I} (I? majuskel een invulletter: de ook vroeger niet onbekende tech niek om de in de steen ingehakte letter met metaal op te vullen, vindt nu veel meer toepassing. Tot heden gaat de hele ontwikkeling buiten ons vaderland om: wij kunnen zelfs van elk stadium geen specimen uit ons land ver tonen, en die er zijn staan alle in de reuk van buiten geïmporteerd te zijn. Dat verandert in de vijftiende eeuw. De gotische majuskel heeft geleidelijk de gotische minuskel naast zich gekregen (afb. 13); in de vijftiende eeuw, wanneer onze eigen epigrafische monumenten talrijker worden, krijgt die geheel de over hand. Technisch is belangwekkend, dat deze minuskel niet alleen wordt ingehakt, 23 Wij hebben er bezwaar tegen om in de twaalfde eeuw van uncialen te spreken (Ligtenberg, blz. 75), omdat dan een onbewezen verband met de aldus genoemde laat klassieke boekletter wordt gesuggereerd; het lijkt ons zonder bezwaar te spreken van unciale vormen. [89]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 5