bruari 1474, waarop dit college inderdaad tot stand kwam. Het kapittel wordt bijv. genoemd in een archiefstuk van Nederhemert d.d. 5 Februari 1487. De bisschoppelijke goedkeuring werd pas in 1512 verleend51. De heer kreeg het collatierecht van de acht kanunniksdijen en het recht om na het overlijden van de vroegere pastoor, die de eerste deken werd, een nieuwe deken te presenteren. Bij deze presentatie ontving de heer 1 mark zilver, terwijl de proost-aartsdiaken van Arnhem 1 Frans schild kreeg. Dit wijst erop, dat het kapittel van Rossem niet ten volle geëximeerd was van de rechtsmacht van de 'ordinarius loei', zoals met het kapittel van Haaften het geval was. In tegenstelling tot de hiervoor besproken kapittelkerken behoorde de kerk van Batenburg niet onder het bisdom Utrecht, maar onder Keulen, en wel onder het aartsdiaconaat van de proost van Xanten. Gelet op het Sint Victor-patroci- nium hebben er nog andere banden tussen Xanten en Batenburg bestaan dan alleen een bestuurlijke en rechterlijke band. De verheffing van de parochiale kerk te Batenburg tot collegiale kerk had in 1443 plaats. De stichter was Dirk II van Bronchorst, heer van Batenburg en Anholt. De heer zou alle prebenden begeven. Het kapittel werd samengesteld uit zes kanunniken en aan het hoofd een deken. Om de oprichting van het nieuwe Batenburgse college mogelijk te maken, werden de pastorieën van Batenburg zelf en van Maasbommel en van Horssen bij het kapittel geïncorporeerd52. VI. Het Kapittel in de Sint Stevenskerk te Nijmegen In 1272 werd de nieuwe Nijmeegse parochiekerk op de Hondsberg'door Albertus Magnus, wijbisschop van Keulen, gewijd en onder het patronaat van Maria en Sint Steven, martelaar, gesteld53. Nijmegen behoorde onder het bisdom Keulen. De kerk was geïncorporeerd bij het kapittel in de kerk der H.H. Apostelen te Keulen en in het bijzonder verbonden met de decanie dier kerk. De Keulse aarts bisschop omschreef de verhouding nader in een oorkonde van 8 Juni 128554. Hieruit blijkt, dat de Nijmeegse kerk vanwege de deken van het Apostelheren- kapittel bediend moest worden door een 'vicarius perpetuus' als rector of pastoor, die een competente portie uit de pastoriegoederen genoot. De Apostelheren plachten uit de Nijmeegse pastorie een toeslag op hun prebenden te ontvangen. 11 Schutjes, alsv., V, blz. 151. P. N. van Doorninck, Inventaris van het oud-archief der Heerlijkheid en Gemeente Nederhemert, 1892, blz. 70, no. 229. Mijn De Reformatie der Geestelijke en Heeflijke Goederen in Gelderland, blz. 117, 120, 122. 52 J. S. van Veen, De verheffing der Kerspelkerk van Batenburg tot eene Kapittelkerk, in Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie, V, 1908, blz. 305. Schutjes, a.a.b., I, 1870, blz. 186, en III, 1872, blz. 196. Mijn De Reformatie der Geestelijke en Ker kelijke Goederen, blz. 161 vlg. Er waren naast de deken 6 kanunniken. Aanvankelijk lag het in de bedoeling om in Batenburg een kapittel op te richten, bestaande uit een deken en 12 kanunniken. 3:1 Zie voor deze kerk mijn De Reformatie der Geestelijke en Kerkelijke Goederen, blz. 263-270 en aid. aangeh. literatuur, en J. A. B. M. de Jong, De Nijmeegse St. Steven tot aan de Reductie, 1952, en de aid. op blz. 164 vermelde literatuur. 54 L. A. J. W. Baron Sloet, Oorkondenb. van Gelre en Zutfen, I, no. 1089. [168] Omstreeks 1429 had de kerk behalve het hoofdaltaar en twee zijaltaren 27 altaren, waar vicarieën op gesticht waren. De vicarissen ontvingen in het ge noemde jaar van de pastoor Henricus Collart statuten naar het voorbeeld van de vicarissen in de collegiale kerken van stad en diocees van Keulen55. Het streven was er op gericht aan de eredienst meer luister bij te zetten. Catharina van Bourbon, hertogin van Gelre, maakte in haar testament d.d. 14 Mei 1469 beschikkingen ten bate van een in de Nijmeegse kerk op te richten kapittel. Op dringend verzoek van de pastoor en de vicarissen in dc kerk van Nijmegen ('ad instantem peticionem venerabilium virorum dominorum pastoris et vicariorum in ecclesia Novimagensi') hechtte de officiaal van Keulen in de provisorie van Nijmegen zijn goedkeuring aan het testament van de hertogin 11 September 146956. Spoedig daarop richtte hertog Adolf, die als executeur van het testament moest optreden, tezamen met de 'communitas opidi Neomagensis' een verzoekschrift tot de paus om de domproost te Utrecht (deze was de bekende Gijsbrecht van Brederode), die van de plaatselijke omstandigheden op de hoogte was, te machtigen tot verheffing van de parochiale kerk van Nijmegen tot collegiale kerk57. In de suppliek werd verzocht de vicarissen tot kanunniken te maken ten getale van 18 en de pastoor tot deken. Naarmate de beneficiën door afstand of overlijden van de huidige bezitters vacant werden, zouden de inkomsten daarvan bestemd worden voor de uitdelingen aan degenen, die bij de diensten aanwezig zouden zijn enz. De deken zou samen met de kanunniken drie kapelaans onder houden voor de bediening van de sacramenten aan het volk, evenals vroeger de pastoor. Deken en kanunniken zouden ieder op hun beurt de zielzorg behartigen. De hertog wilde voorts een proost en een door hem te doteren proostdij met het recht van presentatie van een daartoe geschikt persoon aan de Apostelheren te Keulen. Ook wenste hertog Adolf het recht om geschikte lieden tot de decanie en de kanunniksdijen in de Sint Stevenskerk te presenteren aan de toekomstige proost te Nijmegen. Volgens de beschikkingen van de overleden hertogin werd verzocht de parochiekerken van Kuik, Beuningen en Ewijk, waarvan de hertog het 'jus presentandi' bezat, bij het Nijmeegse kapittel te doen incorporeren. De suppliek van hertog Adolf heeft geen gevolg gehad. De domproost Gijs brecht van Brederode werd half Juni 1470 door bisschop David van Bourgondië gevangen genomen. Hertog Adolf onderging een soortgelijk lot in Februari 1471. Paus Sixtus IV, die in Augustus d.a.v. verkozen werd, beschikte gunstig op een onlangs ontvangen nieuwe suppliek van Joannis Vighe, rector van de parochiale 55 W. de Berchen, De nobili principatu Gelrie et eius origine, ed. L. A. J. W. Sloet van de Beele, 1870, blz. 67-70. 50 I. A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden, IV, no. 477. R. A. Gelderland, archief Gelderse Rekenkamer, inv. no. 379. 57 R.A. Gelderland, hertogelijk archief, XIV libri, band XI, fol. XXIII, afschr. van het verzoekschrift. Dit stuk moet gedateerd worden tussen 11 Sept. 1469 (datum van de kerkelijke goedkeuring van het testament van Cath. van Bourbon) en 15 Juni 1470 (datum van de gevangenneming van Gijsbrecht van Brederode). [169]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 57