hij uiteraard als lid van het domkapittel in dit opzicht exemptie genoot van
de bisschoppelijke en aartsdiaconale rechtsmacht.
Het domkapittel hechtte 13 April 1303 zijn goedkeuring aan de verheffing van
de Bommelse parochiale kerk tot collegiale kerk43. In de betreffende acte zijn de
stichtingsbepalingen opgenomen. De voornaamste stichter was Bernardus van
Vuren, kanunnik van Sint Pieter te Utrecht; medestichter was Gerhardus van
Nassouwen, de toenmalige domthesaurier. De bisschoppelijke bevestigingsoor
konde van 1303 is niet meer aanwezig. De 1ste Februari 1357 bevestigde de paus
de verheffing van de Zaltbommelse parochiekerk tot collegiale kerk op verzoek
van Raymundus, Sancti Adriani diaconus cardinalis, die domthesaurier te Utrecht
was44. Volgens de stichtingsoorkonde zou het nieuwe kapittel bestaan uit een
deken en 9 kanunniken. De kanunniken zouden bij hun ambtsaanvaarding de
priesterwijding moeten bezitten of zweren, dat zij zich binnensjaars tot priester
zouden laten wijden. Hier meen ik uit op te mogen maken, dat men bij de op
richting van het kapittel enige reeds bestaande vicarieën en kapelanieën in ka
nunniksprebenden heeft omgezet en de vermogens dezer stichtingen met de
mensa capitularis heeft verenigd. De vele vicarieën en kapelanieën, welke men
in later tijd in de Bommelse kerk aantreft, zijn voorzover bekend gefun
deerd na 1303.
De stichters van het nieuwe kapittel hadden het volgende bepaald:
1°. de toekomstige kapittelheren zullen het genot hebben van de inkomsten van
de presbyterale prebende onder voorbehoud van een congrue portie voor
de priester, die met de 'cura parrochialis' belast zal zijn,
2°. de domthesaurier staat de smalle tienden in de parochie af aan het kapittel,
3°. Bernardus van Vuren, kanunnik van Sint Pieter te Utrecht, 'fundator prin
cipalis' van het nieuwe kapittel, schenkt zijn inkomsten aan tynsen ten be
drage van 100 zwarte Tournooise ponden 's jaars,
4°. de bezitters van de kanunniksprebenden moeten priester zijn (zie boven) of
binnen de tijd van één jaar de priesterwijding ontvangen; zij moeten in per
soon dienst doen; een opengevallen canonicaat moet binnen het jaar door de
collator opnieuw begeven worden,
5°. Bernardus van Vuren, de 'fundator principalis', zal, zolang hij leeft, het recht
van presentatie van de deken en de collatie van de kanunniksdijen hebben;
na zijn overlijden zal de domthesaurier al deze rechten uitoefenen.
43 Voor de kerk van Zaltbommel vergel. Van Heussen en Van Rijn, Kerkelijke Histo
rie, II, blz. 171, Th. Welvaarts, Het kapittel van Zaltbommel naar de archieven van
Postel's abdij, 1331-1594, in Archief v. d. gesch. v. h. Aartsbisdom Utrecht, XIX, 1892,
blz. 204, en mijn De Reformatie der Geestelijke en Kerkelijke Goederen in Gelderland,
in het bijzonder in het Kwartier van Nijmegen, blz. 438-442 en aid. aangeh. literatuur.
44 Het Rechtsboek van den Dom door Mr. Hugo Wstinc, uitg. Mr. S. Muller Fz, Oud-
Vaderl. Rechtsbronnen, le reeks XVIII, 1895, blz. 39, R. R. Post, Supplieken, gericht
aan de pausen Clemens VI, Innocentius VI en Urbanus V, 1342-1366, in Archief v. d.
gesch. v. h. Aartsb. Utrecht, LX, 1936, blz. 287, no. 468, 1357 Februari 1.
[164]
Deken en kapittel ten Dom te Utrecht voegden in de acte van goedkeuring van
13 April 1303 hieraan toe, dat de domthesaurier telkens, wanneer hij iemand tot
deken van het Bommelse kapittel heeft verkozen, deze aan deken en kapittel van
de Dom moet presenteren, waarna de domheren de verkozene aan de bisschop
ter confirmatie moeten voordragen. De nieuwe deken moet een eed van trouw
en gehoorzaamheid jegens het domkapittel afleggen, alvorens de decanie te aan
vaarden15. (De decanie vormde een op zichzelf staand beneficie, geheel los van
de 'mensa capitularis'). Voorts zullen de leden van het nieuwe kapittel hun onder
linge geschillen laten beslechten door het domkapittel. Zij zullen zich gedragen
overeenkomstig de rechten en gewoonten van het kapittel ten Dom en tot reve
rentie jegens dit kapittel gehouden zijn.
Het vermogen, de 'mensa capitularis' van het kapittel van Zaltbommel, ontstond
dus dank zij de mildheid van Bernardus van Vuren, de voornaamste stichter, en
van de domthesaurier Gerhardus van Nassouwen en door het incorporeren van
de presbyterale prebende. De presbyterale prebende werd slechts 'quoad tempo-
ralia' bij het kapittel ingelijfd. De domthesaurier bleef als voorheen gerechtigd
tot de collatie, presentatie (sc. aan deken en kapittel ten Dom) en de institutie.
Veelal begiftigde de collator een Zaltbommelse kanunnik met de cure; in 1463
moest hij toezeggen, dat het pastorale beneficie altijd aan een Bommelse kapittel
heer zou worden gegeven, terwijl tezelfder tijd deken en kapittel van Zaltbommel
moesten erkennen, dat de domthesaurier het collatierecht kon uitoefenen zonder
dat deken en kapittel zich daarin zouden mengen46.
Het vermogen van het Zaltbommelse kapittel onderging een aantal malen uit
breiding doordat er in den loop van de 14de en de 15de eeuw een stuk of zeven
vicarieën werden geïncorporeerd; de verplichte missen e.a. werden dan in het
vervolg door de kapittelheren verricht47. Een der kanunniken trad op als 'ca-
merarius seu distributor'.
De vicarissen in de Sint Maartenskerk te Zaltbommel waren verenigd in een
college van koorgezellen, dat eigen statuten had en onder de gehoorzaamheid
van deken en kapittel stond. Het vicarissencollege had eigen goederen en inkom
sten (presentiegoederen).
De kerkfabriek was een parochiale fundatie en werd van stadswege beheerd
45 Vergel. I. W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten, a.a.b., no. 1068, benoeming
tot deken van Zaltbommel van Florencius de Zande, kanunnik aid., 1 Maart 1333.
46 R.A. Utrecht, archief Domkapittel, inv. no. 2527. Eveneens aid. inv. no. 2528,
mandaat van deken en kapittel ten Dom aan deken en kapittel van Zaltbommel inzake
de inbezitneming van de cure door lohannes ex Insulis, die hiermede begiftigd is door
de domthesaurier, 1543. Aid. inv. no. 2521, de domthesaurier, collator van de cura
pastoralis te Zaltbommel, veroorlooft aan Quirinus Johannis van Bommel om tegelijk
in het genot van een canonicaat en prebende te Zaltbommel en van de cure aldaar te
zijn, 1568.
47 Mijn De Reformatie der Geestelijke en Kerkelijke Goederen in Gelderland, blz. 442.
[165]