Ingevolge de concordata Germaniae' kon de paus sedert het midden van de
15de eeuw de begeving van beneficiën aan zich voorbehouden, indien ze in een
oneven maand (in de eerste, de derde, de vijfde enz. maand) openvielen. De ge
wone of ordinaris collator hield de collatie van in een even maand opengekomen
beneficiën. Het collatierecht ten opzichte van beneficiën, opengevallen in de z.g.
pauselijke maanden, werd in de 16de eeuw door de Gelderse hertog uitgeoefend.
Zo richtte zich hertog Karei in Maart 1527 tot het domkapittel te Utrecht met
het verzoek om Hubert van Rossem in het genot te stellen van de hem als proost
van Arnhem en aartsdiaken toekomende rechten in de Dom. De landsvorst had
heer Hubert aangewezen tot opvolger van de proost Willem Heda, de bekende
geschiedschrijver (overl. 3 November 1525). Hertog Kareis opvolger hertog Wil
lem II van Kleef begiftigde zijn raad Johan Bloemendaell met de proostdijen van
Arnhem en van Kleef. Ook het recht van de bisschop van Utrecht als collator
'in mense ordinarii patroni seu collatoris' schijnt op de landsvorst te zijn overge
gaan, er wordt althans in de opgave van aan de Koning toekomende begevingen
van beneficiën van 1559/60 geen melding gemaakt van de omstandigheid, dat
de bisschop van Utrecht de gewone collator van de Arnhemse proostdij was22.
Evenmin als vóór de translatie van het kapittel van Tiel naar Arnhem konden
deken en kapittel naar het voorbeeld van de vijf kapittelen te Utrecht zelf de
proost verkiezen. Nochtans hebben zij dit recht wel gepretendeerd. Na het over
lijden van de proost en aartsdiaken Petrus van Arssen bleek het, dat de paus de
benoeming van een opvolger niet gereserveerd had. Deken en kapittel, in ver
gadering bijeen in het kapittelhuis, verklaarden onlangs vernomen te hebben, dat
de proostdij open was gevallen, 'cujus electio ad nos pleno jure spectare et per-
ifi- tinere dinoscitur', en/dat zij, alvorens tot de verkiezing over te gaan een nieuw
statUUt wiIden ontwerPen- Inmiddels deed bisschop Rudolf van Diepholt de col
latie en provisie van de Arnhemse proostdij met aartsdiaconaat, 'cujus collacio,
piovisio, presentacio et quevis alia disposicio ad nos pleno jure dinoscitur perti-
nereten gunste van dr. Theodericus Scock, verleende hem de investituur en
Joosting en Muller, a.a.b., blz. 419, no. 173. Johan Bloemendaell, raad van hertog
Willem II, proost van Arnhem en van Kleef, komt anno 1543 voor in oud-archief Gem.
Arnhem, reg. nos. 1423 en 1424 en br. no. 969. Hij deed enige jaren later afstand van
de Arnhemse proostdij ten gunste van Nicolaes van Assendelft, pastoor van Overschie,
pauselijk prothonotarius, die als proost vermeld wordt van 1549-1559 (vergel. F. A.
Holleman, Dirk van Assendelft, schout van Breda en de zijnen, 1953, blz. 249 en
noot 1 aid.). R.A. Gelderland, archief Gelderse Rekenkamer, inv. no. 102, Eerste re
gister, gehouden in de Camer van den Rekeninge tot Arnhem, beginnende'prima Julii
anno XV c. LX, fol. XCIIII: 'Binnen Aernem heeft die Furst van den Lande te confe
reren die proestie in de Collegiaete kercke van Sint Walburge ende sulcx heeft die
Furst van Cleve (hertog Willem II) die selve geconfereert den gene, die den tegen-
woirdigen proest die selve geresigneert heeft. Edoch heeft die Paws die selve proes^/soo
men verstaet, to mehrmaelen vergeven; bevindt men oick, dat die selve te voerens
met consent des Fursten insgelijcx geresigneert is geweest, daer op approbatie ende
confirmatie des Paws gevollicht is. Ende dkproest aldaer confereert alle die prebenden
in mense ordinarii (sc. patroni seu collatoris)'. Vergel. voor de 'concordatae Germaniae'
en het begevingsrecht van de paus 'in mense pontificis' A. J. van de Ven, a.a.b. blz. 28
blz. 43 en noot 3 aid.
[156]
presenteerde hem vervolgens zowel aan deken en kapittel ten Dom te Utrecht als
aan deken en kapittel van Arnhem met bevel om de gepresenteerde te admit
teren, in de reële en actuele possessie van zijn waardigheden te stellen en hem
zijn plaats in het koorgestoelte ('stallum in choro') aan te wijzen (20 Juli 143 9)23.
Geruime tijd later, 4 April 1441, verscheen dr. Scock in de vergadering van
deken en kapittel te Arnhem om zich in het bezit van de proostdij te laten stel
len. Alvorens hem als proost te aanvaarden en de inbezitstelling te verrichten,
lieten deken en kapittel de nieuwe statutaire bepalingen door hem bekrachtigen.
Het statuut hield de vaststelling in, dat de deken de proost geregeld moest ver
vangen, omdat de prelaat als domheer en aartsdiaken veelal afwezig was, voorts
dat de scholasterie, de thesaurie en de fabriek geheel ten laste kwamen van de
kapittelgoederen. Daarom werd bepaald, dat de proost voortaan jaarlijks op
Sint Walburgs translatie (12 October) aan de deken 30 oude schilden en ten
behoeve van de kerkfabriek 6 oude schilden zou uitkeren. Tenslotte werd voor
geschreven, dat de deken in belangrijke zaken geen beslissingen zou nemen zon
der medewerking van de overige leden van het kapittel24.
Blijkens een veel ouder charter van 1362 waren omgekeerd deken en kapittel
gehouden tot een pensie van 30 pond 's jaars aan de proost 'ratione prepositure
sue' (een soort presentiegeld?)25.
De twaalf kanunniksprebenden stonden ter begeving van de proost. Deze deed
de collatie op een door hem gewenst persoon, die hij aan deken en kapittel pre
senteerde. Deken en kapittel moesten hem dan admissie en institutie verlenen,
de actuële en reële inbezitstelling verrichten en hem een plaats in het koorge
stoelte aanwijzen. Terzake van de institutie was het kapittel geëximeerd van de
bisschoppelijke en aartsdiaconale jurisdictie. Dit gold ook voor de institutie in
vicarieën en kapelanieën in de Sint Walburgskerk.
Evenals bij de Arnhemse proostdij deden zich bij de kanunniksdijen pauselijke
reserveringen voor. Zo heet het, naar aanleiding van het canonicaat }Johannes "Wtru
de Polle ^van de Pol), kanunnik en scholaster te Arnhem en kanunnik te Keulen,
dat de paus zich zijn beneficiën nog voor zijn overlijden had gereserveerd
(1350)20.
Deken en kapittel streefden ernaar om openvallende plaatsen in hun college
zelf te bezetten. Op grond van de omstandigheid, dat de proost te vaak en te
langdurig afwezig moest zijn om de juiste gegadigde voor een openstaand cano
nicaat te vinden, kende Bisschop David van Bourgondië na afstand door de toen
malige proost Johannes Militis de 'collacio et provisio canonicatuum et preben-
darum ecclesie Sancte Walburgis Arnhemensis' de 23ste November 1465 aan
23 Joosting en Muller, a.a.b., blz. 239, no. 85.
24 R.A. Gelderland, archief kapittel van St. Walburg te A., inv. no. 7.
25 Aid., inv. no. 9.
26 P.. R. Post, Supplieken, gericht aan de pausen Clemens VI, Innocentius VI en
Urbanus V, 1342-1366, in Archief v. d. gesch. v. h. Aartsbisd. Utrecht, LX, 1936, blz.
196 vlg., nos. 294-295, nos. 297-298.
[157]