bisschop van Utrecht hechtte hieraan met instemming van het domkapittel zijn
goedkeuring en onthief proost en kapittel van Sint Walburg van de plicht tot
bediening van de Tielse parochie. De hertog van Brabant en de graaf van
Gelre keurden insgelijks de handeling goed16.
b. Te Arnhem
De 1ste October 1315 maakte de Gelderse graaf Reinald 1 de overgang van
proost en kapittel van Tiel naar Arnhem mogelijk door aan hen zijn hof of erf
('area') te Arnhem met alle er op staande gebouwen te schenken onder voorbe
houd van zijn stal. Daartoe moest een door de graaf ingericht gasthuis worden
verplaatst naar het in de nabijheid gelegen hof van wijlen 's-graven zuster Maria,
de posthume stichtster van het hospitaal. Graaf Reinald bestemde voorts het
Kruis van de kerk van Doodewaard voor het kapittel en schonk het jus patro-
natus van deze kerspelkerk met dien verstande, dat de kerk (d.w.z. de pastorie)
bij het kapittel van Sint Walburg zou worden ingelijfd. Hij stond aan proost en
kanunniken toe om het aantal prebenden tot dertien uit te breiden. De proost zou
hiervan collator zijn. Zouden zij het prebendental verder willen uitbreiden, dan
zou de proost hiervan, evenals van de 13 andere prebenden, de collatie mogen
uitoefenen, indien van de graaf verlof tot die verdere uitbreiding verkregen was.
Zou dit buiten 's-graven toestemming geschieden, dan zouden de graaf en zijn
opvolgers de begeving hebben17.
Reeds op 9 October d.a.v. bekrachtigde de bisschop van Utrecht met consent
van het domkapittel de overplaatsing van proost en kapittel naar Arnhem en
de grafelijke schenking. Het college zou zijn bestaande rechten en plichten be
houden en alle goederen en inkomsten. Met kerk en kerkhof in Tiel zouden zij
naar goeddunken mogen handelen, terwijl zij alle kerksieraden, boeken, klokken
enz. mochten overbrengen. Proost en kapittel zouden voortaan dezelfde rechten
en gewoonten genieten als de vijf kapittelen te Utrecht. De bisschop vond verder
goed, dat het Kruis van Doodewaard naar Arnhem zou worden gebracht en dat
de Doodewaardse kerspelkerk bij het kapittel zou worden geïncorporeerd, mits
aan de dienstdoende priester aldaar een congrue portie uit de pastoriegoederen
zou worden toegelegd. Tenslotte behield de bisschop zich alle rechten voor,
welke hij t.o.v. de Sint Walburgskerk vóór de overplaatsing had 'en wel bij
zonderlijk de begeevinge van de Proostdye derzelve kerke met Aartsdiakenschap,
't welke aan de Proostdy gehecht is; welke Proostdy, zoo dikwijls als ze openvalt,
aan iemand van de kanonikken onzer kerke van Utrecht voorn, moet begeeven
worden'18.
Aid., blz. 667, nos. 571 en 573. Zie ook R. A. Gelderland, archief kapittel van
St. Walburg te Arnhem, inv. no. 22, 1 Juni 1328.
17 R. A. Gelderland, archief kapittel van St. Walburg te A., inv. no. 1. Vergel. Jhr.
Mr. A. H. Martens van Sevenhoven, Het Hof van Gelre, in Bijdr. en Meded. van
'Gelre', XXXII, blz. 4. Chronicon Tielense, a.a.b., blz. 302. E. D. Rink, a.a.b., blz. 292,
Mijn Eenige bijzonderheden aangaande de St. Walburgskerk te Arnhem, in 'Gelre', XL,'
blz. 19.
18 Van Heussen en Van Rijn, Kerkelijke Historie, II, blz. 414-417.
[154]
Bisschop Guy had voor de goedkeuring van de translatie van het Tielse kapittel
naar Arnhem alleen de instemming van het domkapittel verzocht. Dit kapittel
was belanghebbend, omdat de proost-aartsdiaken van Tiel een domheer behoorde
te zijn. De vier overige kapittelen in de stad Utrecht kwamen hiertegen in verzet.
Zij voerden aan, dat zij met het kapittel ten Dom één corpus of lichaam uit
maakten. Op deze kwestie kan ik hier niet ingaan. Ik wil er slechts aan herinne
ren, dat de vijf kapittelen tezamen het kiescollege vormden voor de verkiezing
van een nieuwe bisschop van Utrecht19.
Uit graaf Reinalds brief blijkt, dat men voornemens was het aantal kanunniks
prebenden op 13 te brengen. Er zijn er echter nooit meer dan 12 geweest. De aan
leiding tot het verlangen om 13 prebenden te vormen zal de omstandigheid zijn
geweest, dat de proost veelvuldig afwezig was en de deken, die geprebendeerd
kanunnik was, de algehele leiding van het kapittel had. De proost met 12 ka
nunniken vormen een afspiegeling als het ware van Christus met de twaalf apos
telen. De deken met 11 kanunniken behoefde dus aanvulling met één preben-
darius.
Omstreeks 1335 had het te Arnhem gevestigde kapittel van Sint Walburg nieu
we, bisschoppelijk goedgekeurde statuten. Deze werden ingeschreven in het
helaas verdwenen 'liber aureus' van het kapittel. Uit de inhoud is slechts be
kend, dat er één bepaling was, welke betrekking had op het volgen van de rech
ten en gewoonten van het domkapittel te Utrecht20.
Evenals voor de translatie van het kapittel naar Arnhem stond het begevings-
recht van de proostdij met het daaraan verbonden aartsdiaconaat aan de bisschop
van Utrecht en behoorde de begunstigde domheer te zijn. In de 14e eeuw is het
bij herhaling voorgekomen, dat de paus de collatie voor zich reserveerde. Dit
gebeurde bijvoorbeeld, toen de proost Arnold van Boecstel in 1332 'in partibus
Apuliae' was overleden. Paus Johannes XXII (te Avignon) voorzag Manuel de
Flisco Andreas'zoon, die reeds een canonicaat met prebende in de Utrechtse Dom
aan hem te danken had, van de Arnhemse praelatuur21.
4
19 I. W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van Oorkonden betreffende de Bis
schoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, Werken Hist. Gen., 3e serie, no. 66, reg.
nos. 329, 331, 334. R.A. Utrecht, archief Domkapittel, inv. no. 3276, archief kapittel
van Oudmunster, inv. no. 2513.
20 R.A. Gelderland, archief kapittel van St. Walburg te A., inv. no. 5, processtukken
Bauer ca. Cuynretorff, waarin een extract uit de kapittelstatuten en de eed der ka
nunniken, ontleend aan het verloren 'liber aureus'. Zie mede Bijdr. en Meded. van
'Gelre', XL, 1937, blz. 27, bijlage I naar een ouder extract uit het archief van de St.
Pancraskerk te Leiden.
21 Gisbert Brom, Bullarium Trajectense, I, no. 869, vergel. no. 742. Aid. II, nos. 1741,
1745, 1983, 2006, 2155 en 2218, betr. Gerardus van den Veen, Volkerus IJseren en
Theodericus van Oy, stukken uit 1363, 1371, 1375. Zie nog Joosting en Muller, Bronnen
voor de Geschiedenis der kerkelijke Rechtspraak in het bisdom Utrecht in de Middel
eeuwen, Ille. afd., dl. IV, Oud-Vaderl. Rechtsbronnen, 2e reeks XIV, blz. 418, no. 172,
en Archief v. d. gesch. v. h. Aartsbisdom Utrecht, XVIII, 1890, blz. 301-305, betr. de
pastoor van Didam en lijfarts van keizer Frederik III, Henricus Blews de Wellis (van
der Wel), benoemd tot proost en aartsdiaken, 1488.
[155]