Embden, een somme van 400 guldens, uit consideratie dat hij geen collecteurs plaats (wegens sijn wangedrag) heeft kunnen obtineeren'. De hoofdmannen van de Doelisten waren namelijk tevreden gesteld met het baantje van gaarder van de nieuwe belastingen. 'Aen Doctor Hulsebusch te Embden, voor sijn schrijven van verscheyde nieuwigheden, zijn testateurs afgetapt water, zijnde 12 kelder- vlesschen vol, mits hetselve verkoopende aan geen ander persoon dan Doelisten, welke een seere keel mogten krijgen Van de niet onbedenkelijke poging om met hulp van de Doelisten, die het stadsbestuur in een meer democratische richting wilden ombuigen, de anti-stadhoudersgezinde stemming te Amsterdam te door breken beleefde uiteindelijk niemand plezier. Hardenbroek heeft in zijn gedenk schriften dan ook geen goed woord voor Gronsveld, wiens voorliefde voor de gewone man hem lelijk in verlegenheid zou kunnen brengen, wanneer notaris Kramp, dezelfde voor wie het testament van Raap heette te zijn verleden, zijn gesprekken en briefwisseling met Gronsveld wereldkundig zou maken™. De vervanging van de vijf stedelijke postkantoren met ingang van 1 juli 1752 door een Hollandse Statenpost baande tenslotte de weg om aan de secrete dien sten een nieuwe impuls te geven. Naast de binnenlandse veiligheid van de staat was er ook nog zo iets als de buitenlandse veiligheid: de beste manier om tegen over andere naties paraat te zijn achtte men nog altijd het onderscheppen van de correspondentie van buitenlandse diplomaten. Nu het openbaar briefverkeer eindelijk was geconcentreerd in de handen van de overheid, kostte het weinig moeite het copiëren en ontcijferen van brieven van vreemde gezanten tot een dagelijkse bezigheid te verheffen. Toch ging het initiatief hiertoe niet uit van de pensionaris Steyn of de griffier Hendrik Fagel, de opvolger van zijn oom Frangois Fagel, maar van Mr. Pieter Lyonet, advocaat voor het Hof van Holland en sinds 1738 translateur van Hun Hoog Mogenden en tevens patentmeester en klerk van de cijfers. Uit hoofde van deze verschillende functies was Lyonet belast met het vertalen van de resoluties van de Staten-Generaal in het Frans en het Latijn, het inschrijven van de patenten of orders tot verplaatsing van de onder delen van het Staatse leger, en de codering van geheim te houden passages in uitgaande brieven door middel van cijfers37. Het voorbeeld van een Engelse dominee, die erin was geslaagd geheime be richten in een hem onbekend cijferschrift te ontcijferen en daarvoor door zijn regering rijkelijk was beloond, bracht Lyonet in 1751 op het idee voor hetzelfde doel zijn diensten aan Steyn en Fagel aan te bieden. Tot zijn grote verwondering moedigden ze hem niet aan dit voorbeeld te volgen. Eerst na aandringen gaven ze hem pas permissie zijn krachten op de door de gezanten van Frankrijk en Pruisen verzonden brieven te beproeven. Lyonet ging zelf naar het postkantoor 36 F. J. L. Kramer, Bescheiden betreffende de Doelistenbeweging te Amsterdam in 1748 (Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, XXVIII, 1907), 350, 355, 356; G. J. van Hardenbroek, Gedenkschriften I (Amsterdam, 1901), 285. 37 W. J. M. Benschop, Secrete regeringszorg met medewerking van het Haagsche postkantoor (Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 8ste reeks IV, 1943), 242-243. [146] om behulpzaam te zijn bij het openen van de brieven, waarvoor in verband met het destijds gebruikelijke dichtlakken van de brieven een speciale techniek was vereist. Bij het copiëren werd hij geassisteerd door twee vertrouwde commiezen. Na achttien maanden zwoegen had hij eindelijk de sleutels van de door beide gezanten gebezigde codes gevonden, waarop hij zich tot Steyn en Fagel wendde met het verzoek tot secretaris van de geheime correspondentiën te worden be noemd. Fagel wees het bruusk af, maar Steyn stond hem een jaargeld toe van 600 gulden uit de kas van de secrete diensten. Bovendien ging hij ermee accoord, dat Lyonets achterneef Mr. Samuel Egbert Croiset hem voortaan bij dit werk terzijde zou staan. Aan hun gemeenschappelijke arbeid was het te danken, dat het familiearchief Fagel thans nog een complete serie buitenlandse gezantschaps berichten bevat, te beginnen met het jaar 1751. Een overeenkomstige, maar minder volledige serie maakt deel uit van het archief van de stadhouderlijke secretarie38. Voor mijn betoog heeft het weinig zin verder in te gaan op de overige in het archief van de raadpensionaris Steyn aanwezige rekeningen van de secrete dien sten, noch op die van zijn opvolgers Mr. Pieter van Bleyswijk en Mr. Laurens Pieter van de Spiegel. Ten aanzien van de organisatie van de secrete diensten bevatte ze hoegenaamd geen nieuws, zij het dat Van de Spiegel een van de eersten was om van de diensten van een vrouwelijke spion gebruik te maken. Wat hier van de resultaten waren, kan men uit de elders door mij beschreven levensloop van de Hollandse Parisienne Etta Palm gewaar worden. In verband met de voor aanstaande plaats, die de vrouwelijke spion in de romans van de twintigste eeuw inneemt, constateert Horn in zijn boek over The British Diplomatic Service 1689- 1789, dat het vak destijds weinig aantrekkingskracht bezat voor vrouwen. Mrs. Aphra Behn, de eerste Engelse vrouw, die van haar pen leefde, werd in 1666 door lord Arlington op een geheime missie naar Nederland gezonden, maar on dervond, dat die opdracht zo weinig lucratief was, dat ze genoodzaakt was haar ringen te belenen39. Indien we ons niet van de wijs laten brengen door het adem benemend tempo van onze moderne speurdersverhalen en de overrompelende bravoure, waarmee de hedendaagse dubbelnul agenten elkaar op het witte doek de loef plegen af te steken, zal men moeten erkennen, dat de secrete diensten tijdens de Republiek een onderneming waren, die naast veel moeizaam sleurwerk ook momenten van intense spanning heeft opgeleverd. 'The wise man draws more advantage from his enemies than the fool from his friends' is een gezegde van Benjamin Franklin, dat het hoe en waarom van die diensten, waarin Franklin zelf een meester was, afdoende typeert en waaruit we zelfs voor onze tijd wellicht nog iets kunnen leren! H. Hardenberg 38 W. H. van Seters, Pierre Lyonet 1706-1789 (La Haye, 1962), 18-19. 39 H. Hardenberg, Etta Palm. Een Hollandse Parisienne 1743-1799 (Assen, 1962); D. B. Horn, The British Diplomatic Service 1689-1789 (Oxford, 1961), 281. [147]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 46