de streken langs de Vecht en Twente. Deze bijeenkomst werd nl. gehouden,
omdat het in het voornemen van de bisschop lag te Kampen een Klaring te
houden, waar zowel de sententies van de Sallandse schouten als van de Twentse
richters geklaard zouden worden8.
Dit bericht brengt ons meteen tot de Klaring, en hier doen zich dezelfde moei
lijkheden voor als bij de Landdag. Prof. Fockema Andreae heeft in 1900 be
toogd, dat de in het vorenstaande vermelde samenkomst van 1323 op Spoolder-
berg, waar o.m. over tiendzaken is gehandeld, het oudste getuigenis van het
bestaan van de Klaring is. Wanneer men hierin al een Klaring wil zien, dan staat
echter allerminst vast dal daar niet alleen sententies van lagere gerechten in
Salland, maar ook van die in Twente en Vollenhove geklaard zijn. En niet anders
was het in 1363, toen twee schepenen van Deventer naar Zwolle trokken 'bi
onsen heren van Utrecht, do hi die ordele claerde'1'.
Op 19 mei 1365 heeft bisschop Johan van Viernenborch een landbrief gegeven
aan ridders, knapen, mannen, dienstmannen en het gemene land van Twente10.
In ait. 10 zegt hij alle wedersproken ordelen te zullen klaren met mannen, dienst
mannen en schepenen der steden 'na des lands rechte van Twenthe'; in bepaalde
gevallen van strafrechtelijke aard mag zijn ambtman clat doen, maar dan toch
altijd 'voer onsen gherichte'. Het is o.i. geen Twentse Klaring, maar mogelijk
wel een aanloop om te geraken tot de vorming van een algemene Landsklaring.
Pas omstreeks 1380 krijgen we vaste grond onder de voeten: in 1379 belooft
bisschop Floris van Wevelikhoven twee Klaringen per jaar te zullen houden,
beurtelings te Deventer, Kampen en Zwolle11. Deventer betoogde echter dat de
Klaring uitsluitend in die stad gehouden diende te worden, en het deed dat op
de voorgeschreven wijze, nl. door een verklaring onder ede van schepenen en
raad. Men valt terug op een privilege van 14 februari 1346, door bisschop Jan
van Arkel aan de stad verleend: wanneer er over de omvang van de Deventer
voorrechten en vrijheden geschil mocht ontstaan tussen de bisschop en het stads
bestuur, dan zou dat geschil beslecht kunnen worden door een verklaring onder
ede van schepenen en raad, wat het stadsrecht nu precies inhield12. Op 14 novem
ber 1379 heeft bisschop Florens van Wevelikhoven dat privilege bevestigd13.
Het is op grond van deze privilegebrieven, dat Deventer er aanspraak op maakte
dat alleen daar de Klaring mocht worden gehouden, en het is door deze privilege
brieven dat de bisschop zich heeft laten overtuigen. Van 7 juli 1385 dateert de
oorkonde, waarin bisschop Florens van Wevelikhoven verklaart dat de Klaring
voortaan in Deventer plaats zal hebben. In deze Klaring zouden ook de bisschop
en zijn gezworen raden stemrecht hebben; verder wordt bepaald dat niemand ter
s D. Th. Enklaar, a.w., blz. 83.
9 J. I. van Doorninck, Cameraarsrekeningen, TIT. 1 (1887), blz. 242.
111 G. J. ter Kuile Jr., Laadbrieven van Overijssel, in Verslagen en Med. Oude Vaderl.
-Rechtsbronnen, X afl. 4 (1952), blz. 455.
11 B. J. van Hattum, Geschiedenissen der stad Zwolle, I (Zwolle, 1767) blz. 226
(14 november 1379).
12 G. Dumbar, Het kerkeiyk en wereltlyk Deventer, I (1732), blz. 514 noot b.
13 Oorspr. charter in het gemeente-archief van Deventer.
[126]
klaring verschijnen mag die niet is man, borgman of dienstman van het Stichi
van Utrecht, en die niet woonachtig is 'binnen onsen landen van Salland, van
Twenthe ofte van Vollenhoe'1'1. Dat deze Klaring voor de drie landschappen
bedoeld was, daarop wijst ook een formulier uit de tijd van bisschop Florens
(1379-1393), waarbij de richters en schouten van Salland, Twente en Vollenhove
tot bijwoning van de Klaring worden opgeroepen, en waarbij hun wordt opge
dragen bij kerkensprake bekend te maken wanneer de Klaring zal worden ge
houden15.
Dit alles betrof de Grote Klaring of de gemene Klaring. Daarnaast stond de
kamerklaring of 's-Herenklaring, die in beginsel om de 14 dagen werd gehouden;
in deze kamerklaring werd recht gedaan in zaken van pacht, magenaas, verdiend
loon, opengevallen nalatenschappen10. De rol van deze kamerklaring is in de
16e eeuw overgenomen door het Hof van Cancelier en Raden voor Overijssel,
Drente en Lingen, dat in 1553 is opgericht. De Grote Klaring bleef naast het
Hof bestaan, want het Hof kreeg krachtens een uitspraak van de Landvoogdes
van 1562 alleen rechtspraak in hoger beroep van de burgerlijke vonnissen, die
door de lage gerechten in het graafschap Lingen waren gewezen17.
Van 1576 tot 1607 zijn de geregelde zittingen van de Klaring onderbroken ge
weest. Dat hangt grotendeels samen met de troebelen van de Spaanse tijd, die
hebben gemaakt dat Overijssel van 1580 tot ongeveer 1630 in een Staatsgezind en
een Spaansgezind gedeelte uiteenvielen, elk met zijn eigen regering en eigen
bestuursorganen. 's-Konings stadhouder zetelde b.v. in Oldenzaal en in 1580 is
ook het Hof van Zwolle naar Oldenzaal overgebracht. Beide delen hadden hun
statenvergadering, en de regering te Brussel erkende in 1597 voor Spaans Over
ijssel de Klaring en de Hoge Bank als wettige instellingen. Het blijkt overigens
niet, dat van Spaanse zijde ooit werkelijk een Klaring is gehouden. Van Staatse
zijde heeft men dat wel gedaan. Daar heeft men, te beginnen met het jaar 1607,
geregeld zittingen van de Klaring gekend.
De toestand is dus zo geweest, dat deze middeleeuwse vorm van rechtspraak
in hoger beroep bijna de gehele 17e eeuw en het overgrote deel van de 18e eeuw
in werking is geweest, maar omstreeks 1770 een roemloze dood is gestorven. De
rechtspraktijk heeft andere vormen gezocht en gevonden. Procederen ter Klaring
was nl. niet alleen een zeer formele, maar ook een dure aangelegenheid. Al in de
17e eeuw begint de gewoonte op te komen, dat partijen zich bij request tot
Ridderschap en Steden of hun Gedeputeerden wenden met voorbijgaan van de
Klaring. Deze gang van zaken, waarvoor in het beschreven landrecht geen steun
was te vinden, komt men in de 18e eeuw steeds meer tegen, met het gevolg dat
in de tweede helft van die eeuw de Klaring ten enenmale in onbruik is geraakt
14 G. Dumbar, Deventer, I, blz. 564.
15 S. Muller Fzn., Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht, (1917) no.
1021.
16 S. J. Fockema Andreae, Bijdragen, IV (1900), blz. 218.
17 S. J. Fockema Andreae, Recht en rechtsbedeeling in Overijssel gedurende het over
gangstijdvak 1550-1630, in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, XVII (1941), blz. 254.
[127]