stellen naar de nederlandse familiearchieven. Tot eind december 1950 is hieraan vier dagen per week gewerkt met als resultaat een kaartenbak met 700 kaarten. Ca 200 vermeldingen hiervan kwamen uit openbare dépots. De rest betrof parti culiere fondsen. Voor 100 a 150 was het onderzoek nog niet geëindigd, voor de overige waren er globale inventarisjes. Deze gegevens blijken snel te zijn ver ouderd. Een 200 adressen waren terug te vinden, de rest van de archieven was niet meer ter plaatse. Dit leert, dat een registratie bijgehouden moet worden, wil men meer bereiken dan incidentele deponeringen. Er moet blijvende voeling zijn tussen de eigenaren en het register. Geregistreerd worden alle fondsen, die van belang zijn voor de geschiedenis. Reeds vroeger drong Van der Poest Clement in dit verband aan op overheidszorg ook voor niet- publiekrechtelijke archieven. Familiearchieven zijn niet de enige onbeschermde archieven. Registratie wekt belangstelling, en brengt het archief in het bewustzijn Inventa risatie en deponering kunnen bevorderd worden. In Italië is men schijnbaar verder, want daar wordt het eigendomsrecht door de registratie beperkt. Dit levert echter een vicieuze cirkel, want voor registratie is medewerking van de eigenaren noodzakelijk en die medewerking wordt er alge meen geweigerd. Naast de actie van het Historisch Genootschap zijn er na 1950 diverse registraties geweest door afzonderlijke hoogleraren, instituten en gemeentearchieven. Er was echter geen sprake meer van een landelijke actie. Wel zijn er veel musea, instituten e.d., die bepaalde categorieën archivalia trachten te verwerven: het toneelmuseum, het letterkundig museum, het belastingmuseum, het internationaal instituut voor sociale geschiedenis, het nederlands economisch historisch archief enz. Men moet proberen vertrouwen te wekken, want er bestaat veel wantrouwen tegen archiva rissen. Nu is er dan een ambtenaar voor de familie-archieven, jammer is het, dat er ook niet iemand is gekomen voor de zaken- of verenigingsarchieven. Engeland is ons bijna 100 jaar voor. In 1869 is de Historical Manuscript Com mission ingesteld met als eerste doel registratie. Daarna heeft de registratie lang stil gelegen. Als resultaat van een hernieuwd onderzoek bleek in 1945, dat van 400, indertijd geregistreerde grote collecties, er 80 zoek waren. Toen ontstond het National Register of Archives met 2 man vast personeel en enorm veel good will en steun van door de demobilisatie beschikbaar gekomen vrijwilligers. Er kwam een netwerk van comité's, voorgezeten door prominente figuren. Er waren druk bezochte vergaderingen en tientallen vrijwilligers gingen lijsten maken, die men 'reports' noemde. Per jaar kwamen er 600 verslagen binnen bij het National Register of Archives. Er werden kluizen gebouwd en er werden archivarissen aangesteld. Thans dreigt er eerder een teveel aan Record Offices, terwijl de comi té's geatrophieerd zijn. Het N.R.A. wisselt informatie uit. Aanvankelijk wilde men een inlichtingendienst verzorgen en men dacht aan een semi-automatisch sorteerapparaat, ongeveer zoals het apparaat, dat op het Koninklijk Huisarchief in gebruik is. De inventarissen, die op grote schaal worden gereproduceerd, zijn alle op het N.R.A. aanwezig. De kwaliteit van deze inventarissen is wisselend. Dit blokkeert de computer-plannen. Men indiceert op aardrijkskundige namen, persoonsnamen en onderwerpsaandui- dingen. In een ongeregeld uitkomend bulletin geeft het N.R.A. beschrijvingen van verzamelingen, waar zij extra veel bemoeienis mee hebben. Daarnaast is er een list of accessions en sinds kort een lijst van bedrijfsarchieven. Verder moet ieder zelf komen kijken. De H.M.C. publiceert in zijn reports een lijst van de inge komen verslagen bij het N.R.A. In Nederland met een netwerk van archiefdépóts en vele inventarissen ontbreekt de instantie voor het uitwisselen van gegevens. In dit gemis tracht de Koninklijke Academie te voorzien door een register van lopende sociale studies, terwijl de bibliotheken streven naar een centrale brievenlijst. Een centraal punt, waar de historicus kan vernemen waar de bronnen te vinden zijn is echter gewenst. Behoud wordt bevorderd door inventarisatie. Velen willen richtlijnen voor inven tarisatie door henzelf. Wellicht ware een archiefcursus voor particulieren mogelijk, evenals het gemeentearchief te Utrecht en andere een cursus oud-schrift voor be langstellenden hebben georganiseerd. Momenteel werken drie oudere heren aan de inventarisatie van hun eigen archief. Misschien is hier ook werk voor gepen sioneerde archiefambtenaren. Veel is reeds gewonnen als de stukken netjes zijn in gepakt. Op de ca 5000 verstuurde circulaires zijn ca 600 antwoorden binnengekomen. De behandeling van de antwoorden is nog niet afgelopen. Binnenkort zullen de 'telgen' van de rode en blauwe boekjes, die nog niets lieten horen, worden aan geschreven. Een vrijwilliger werkt aan het adressenmateriaal. Die 'telgen' moeten een introductiebrief krijgen met een aanbevelingscomité van bijv. 5 vertrouwde namen. Belangrijk is voorts een persoonlijk contact met hoogleraren, directeuren, archivarissen enz. om hen in te prenten wat het CRF wil bereiken, opdat er infor matie binnenkomt en doorgegeven kan worden. Het grootste gevaar is dat de zaak verzandt. Zo zijn bijv. bij het Centraal Bureau voor Genealogie de oorspronkelijke plannen archieven te inventariseren door tijdgebrek op niets uitgelopen met als gevolg, dat het archief Schuylenburg werd teruggehaald. Beloften om te inventariseren, om advies te geven en om te bemiddelen moeten waar gemaakt worden. Zekerheid dat het CRF niet als vroegere pogingen zal eindigen in een kaartenbak met snel verouderde gegevens is er niet. Mr. Geselschap vraagt of ook heerlijksarchieven, die naar het buitenland ver dwenen zijn, geregistreerd worden. Spreekster verklaart, dat tijd en outillage ontbreekt om ze te zoeken, maar dat zij wel in het register zullen worden opgenomen als zij worden opgegeven. Mr. Hardenberg wijst erop, dat in de tijd van de Reformatie veel heerlijkheids archieven met adellijke families naar België zijn verhuisd. Voor Nederland ligt hier een terrein braak, al is er tussen het Algemeen Rijksarchief te Brussel en de belgische familiearchieven een goed contact. [9] [8]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 8