De secretaris deelt mede, dat Jhr. Sandberg Middelburg en het nieuwe rijksar chiefgebouw heeft voorgesteld als plaats voor de komende voorjaarsvergadering. Drs. Japikse zegt gaarne aan een ontvangst van de jubilerende vereniging in Haar lem te willen medewerken. De vice-voorzitter verklaart dat de verplaatsing van de jubileumviering naar de studiedagentijd in beraad is. Hij opteert voor Middelburg voor de voorjaarsvergadering. De heer Wortel noemt Alkmaar als vergaderplaats voor 1967. Een nieuw archiefgebouw wordt dan betrokken. Mr. Hardenberg wijst voor 1968 op Arnhem, waar een nieuw rijksarchiefgebouw zal worden geopend. De voor zitter verzoekt de vergadering het bestuur te machtigen in deze naar bevind te handelen. Met algemene stemmen wordt deze machtiging verleend. Terzake van agendapunt 10, het goedkeuren van de conceptregelingen als be doeld in de artt. 23 en 25 van de Archiefwet 1962, leest de secretaris een schrifte lijk amendement van Jhr. Van Lennep voor om in art. 5 de regel: uitgaven ter bestrijding van de kosten van de zorg te veranderen in: uitgaven tot be strijding der kosten van de zorg Tweemaal 'van de' is lelijk, ter plus der ook. De voorzitter en dr. Van Hoboken achten dit amendement weinig aantrekkelijk en stellen in verband met de formulering van de Archiefwet en het Archiefbesluit voor de tekst te handhaven. De heer Van Abeelen meent, dat 'dragen zorg' taalkundig veranderd moet wor den in 'dragen er zorg voor'. Dr. Van Hoboken is hier niet van overtuigd. De heer Stempher vraagt naar de verhouding tussen archiefbewaarplaatsen en de ruimten, waarin archiefbescheiden worden bewaard. Dr. Van Hoboken antwoordt, dat het begrip ruimte van art. 2 meer omvat dan het begrip archiefbewaarplaats. Ook de bureaux, de werkruimten, waarin zich archiefstukken bevinden in laden en in kasten, vallen er onder. Hiertoe dient de inspectie toegang te hebben. Mr. Bernsen meent, dat de concepten wel geschikt zijn voor grote gemeenten, al staat er dan weinig in dat niet reeds uit de archiefwet voortvloeit. Voor de kleinere gemeenten acht hij ze overtrokken. Bij deze gemeenten dient er zijns inziens slechts één bewaarplaats te zijn en wel bij de secretarie. Een buitenwettelijk begrip archiefbewaarplaats naast het wette lijke begrip invoeren acht hij verwarrend en ongewenst. In kleinere gemeenten, waar de registratoren voor het archief zorgen, heeft het geen zin, dat B. en W. beheersaanwijzingen gaan geven. En welke inhoud dient aan het verslag van artikel 6 te worden gegeven? Dat er een nieuwe ladekast is aangebracht? In de artt. 2, 3 en 4 zag hij gaarne het woordje 'nog' geschrapt. Dr. Van Hoboken is het ermede eens, dat het woordje 'nog in de artt. 2, 3 en 4 ge schrapt wordt. Deze regelingen kunnen voor kleine gemeenten te zwaar zijn. De bedoeling van de voorstellen is echter slechts een uitgangspunt te geven, dat aan de behoefte van de individuele gemeente aangepast kan worden. Er is geen sprake van een uniform keurslijf. Een regeling moet wel alle gevallen dekken. De ont werpen zijn misschien enigszins een trap tegen een open deur. Maar de wet eist [6] nu eenmaal een regeling van de zorg en de officiële elementen van die zorg wor den in deze voorstellen ontleed. Bij gemeenten, waar niet alle diensten in één ge bouw zitten, dienen ook de archiefruimten, die geen bewaarplaats in de zin van de wet zijn, onder de inspectie te vallen. Artikel 240 sub X van de gemeentewet: op de begroting der uitgaven worden gebracht alle uitgaven door bijzondere wetten aan de gemeente opgelegd-, maakt artikel 5 van de concept-regeling gewenst. Dr. Van Buijtenen is het met de heer Bernsen eens, dat de concepten niet met huid en haar voor de kleine gemeenten overgenomen hoeven worden. In een ge meente kan het echter iedere dag gebeuren, dat er een nieuwe bewaarplaats komt. Artikel 5 verhindert, dat de archiefbegroting een sluitstuk van de secretarie-uit gaven wordt. Als inspecteur kan men via gedeputeerde staten iedere gemeente aan een passende regeling helpen. Dr. Formsma merkt op, dat met de uniforme voorstellen voor grotere en kleinere gemeenten wel wordt voldaan aan een sterk levend streven naar gelijkvormigheid, zoals dat bijv. ook in de registratuurcode blijkt. Drs. Japikse heeft de regelingen voorgelegd aan de juridische afdeling van de gemeente Haarlem. Men acht het een bezwaar, dat zij een herhaling zijn van de archiefwet, waarnaar soms wel, soms niet verwezen wordt. Dient art. 5 niet expliciet te verwijzen naar art. 27 van de Archiefwet? De heren Van Hoboken en Formsma menen, dat men archiefwetartikelen enkel dient op te nemen, indien dit misverstand kan voorkomen. Hierop schorst om 13.15 uur de voorzitter de vergadering voor een gemeen schappelijke koffiemaaltijd. Na heropening van de vergadering om 14.15 uur begroet de voorzitter de heer Van der Linden van de Hoogovens, die deze dag als vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsarchivarissen de vergadering bijwoont. Het bestuur stelt deze belangstelling zeer op prijs. Nadat niemand meer het woord verlangt over de concept-regelingen, verzoekt de voorzitter de vergadering het bestuur te machtigen de definitieve tekst door de commissie te laten redigeren en namens de vereniging te accepteren. Met algemene instemming wordt deze machtiging verleend. De voorzitter richt hierop een woord van dank tot de leden van de commissie voor de verrichte en nog te verrichten arbeid en bedankt in het bijzonder dr. Van Hoboken voor zijn initiatief. In de rondvraag wordt gewezen op de televisie-uitzending, die de N.C.R.V. zal wijden aan de archiefbewaarplaatsen. Hierop besluit de voorzitter de vergadering en geeft het woord aan mevr. Drs. E. P. Polak-de Booy voor een voordracht over 'Registratie van familiearchieven in Nederland en Engeland'. Spreekster wijst op vroegere pogingen tot een registratie van familiearchieven te komen. Ook voor het Centraal Register is het de vraag of er sprake zal zijn van een blijvend initiatief. De belangrijkste registratie was tot nu toe de opdracht van het Historisch Genootschap aan H. A. Ett in april 1947 om een enquête in te [7]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 7