te drukken in hogere salarisschalen. Helaas, niet voor de allerhoogste rang en,
nog méér helaas, voor de lagere in het archivarissencorps. Wat wij in de naaste
toekomst in het bestuur zullen ontberen is die signatuur van wijsheid, die Dr.
Formsma steeds ertoe brengt als 'peace-maker' op te treden. Als sommigen de
band met verwante (en soms wat balsturige) zusterorganisaties willen lossen, dan
is haar voortbestaan aan hem te danken. Verder blijkt hij, hoewel alléén zijn
man best staande, een geboren werker in 'team-verband', en geduldig het goede
moment afwachtend.
De op verschijnen staande herdruk van het Repertorium zal drie auteursnamen
op het titelblad dragen. Ik zou niet typografisch maar in onze verbeelding
die van Formsma er vet opgedrukt willen zien. Mocht het verder toch nog ge
beuren dat straks een nieuwe versie van de Handleiding verschijnt: zijn naam zij
opnieuw geprezen in de poort bij de mannen (van het vak)!
Het zou te kort doen aan de verdiensten van enkele anderen om ongenuanceerd
en gemakshalve allerlei verdiensten op zijn conto te schrijven. De ontwikkeling wil,
dat de voorzitter van onze vereniging in vele zaken een co-operator is: met het
ministerie, waar het om voorbereiding van Archiefwet en Archiefbesluit gaat; met
de Algemene Rijksarchivaris waar het om de representatie naar buiten en om het
slagen van de archiefdagen en deze laatste willen naar het mij voorkomt nogal
goed uit de verf komen met de afdeling nieuwe stijl van de wetenschap
pelijke archiefambtenaren, (ook in dit lustrum van de grond gekomen), als de
behartiging van de materiële belangen aan de orde zijn. Ik geloof niet dat er van
de genoemde instanties en personen één is, die met onze voorzitter niet graag en
con amore samenwerkte.
Spoorslags beëindig ik mijn wat willekeurige, maar objectief zekere greep; anders
vrees ik langzamerhand des voorzitters hamerslag.
Eén constatatie moet mij nog van het hart. Het kan aan geen twijfel onderhevig
zijn, dat op de vóóravond van haar 75-jarig bestaan voor de vereniging een scher
pe caesuur zich heel duidelijk aftekent.
Reden, waarom ik meende een ogenblik langer dan gewoonlijk bij een bestuurs
wisseling te mogen stilstaan.
Indien ik de Archiefwet 1918 de lichte profanatie zij mij vergeven beschouw
als de blijde boodschap voor het archiefwezen in ons land, de tijd van hunkering
ernaar onder de kleine en grote profeten, Wijn, Van Riemsdijk en Bakhuizen van
den Brink, als het oude verbond, dan zijn Fruin, Feith en Muller de eerste pausen,
misschien zelfs in de bijbetekenis van dit woord. Op hen is gevolgd een grote
schare van belijders tot in het midden van de dertiger jaren voor het corps ge-
recruteerd en met de schrijver van het boek Ecclesiasticus zouden wij kunnen
instemmen: laudemus viros gloriosos. Dan vallen er martelaren in de Colijn-crisis-
tijd: het corps wordt gedecimeerd en 'ik ween om bloemen in de knop gebroken'.
Er blijft slechts een dunne draad zo dun dat bij ambts- en bestuursvacatures
thans de schaarste zich doet gevoelen -welke de overgang naar de nieuwe peri
ode die de eeuw moet volmaken nog maar juist mogelijk maakt. Maar een nieuw
tijdperk met vele nieuwe en enthousiaste mensen dient zich aan. Dat dit tijdperk
[4]
al begonnen is, leest men af uit wat er zo voor en na uit de archiefkokers rolt.
Niet alleen dat reeds langer Amsterdam, Rotterdam, maar ook Breda's archieven
met demografische publicaties komen, het gemeente-archief van Rotterdam kijkt
niet alleen meer naar achteren, maar volgt de Botlekplannen op de voet. En waar
in de Maasstad de metamorphosen van Europoort pragmatisch en nuchter worden
behandeld, daar krijgt de behandeling van soortgelijke vraagstukken bezuiden de
Moerdijk een meer poëtische verwoording in blanke verzen als bij Jan Elemans
in de pastorale, getiteld Herverkaveling'.
Ook in de archiefwereld stond de Herverkaveling voor de deur. Nieuwe archieven
onder een nieuwe archiefwet vragen om deskundig beheer in een nieuwe aanpak.
Andere media, andere hulpmiddelen geven uitzicht op ongekende contacten: of
de televisie er een van zal zijn, wordt reeds onderzocht.
Er is echter ook een nieuw klimaat geschapen. De oude bedeling van de pausen
in het archiefwezen met haar soms abjecte tegenstellingen tussen eerste en tweede
klassers heeft voorgoed afgedaan. Het collegialiteitsprincipe heeft zijn intrede ge
daan, en rijk-, gemeente-, waterschaps- en streekarchiefambtenaren kunnen zich
volledig gelijk berechtigd weten.
De fakkel is brandend gebleven en de verdienste die voor uitdoven behoed te
hebben, komt zeker voor een goed deel mede voor rekening van de voorzitter,
die wij vandaag de bestuurshamer ongaarne zien neerleggen. Om de dan leeg
gekomen hand weer nuttig, maar nu wat recreatief te kunnen vullen, hebben de
zittende bestuursleden, die terugzien op zeer prettige vergaderingen, gemeend dit
boek te mogen aanbieden.
Dr. Formsma dankt voor deze woorden en voor het ontplooide perspectief. Met
bezwaard gemoed nam hij vijf jaar geleden het voorzitterschap op zich. Anderen
hadden reeds geweigerd wegens drukke ambtsbezigheden, doch toen men aanbood
hem van het redacteurschap te ontlasten, had hij niet kunnen weigeren.
De periode Panhuysen was een dynamische periode. Er werd gestreden voor de
nieuwe archiefwet. De afgelopen vijf jaren waren een tijd van afwachten. Prettig
was de samenwerking met de vergaderingen, die het hem bijzonder gemakkelijk
hadden gemaakt. Hiervoor zegt hij dank. Teleurstellend was, dat de nieuwe
Handleiding nog niet gereed is. Voor het geschonken boekwerk is hij de leden
van het bestuur zeer erkentelijk. De bestuursvergaderingen waren immer bijzonder
prettig en openhartig en hij voelt, dat hij vrienden heeft verworven onder de oude
en nieuwe leden van het bestuur. Ook internationaal was er immer een bijzonder
prettig contact, wat vergemakkelijkt werd door de Algemeen Rijksarchivaris, die
een grote naam in de buitenlandse vakkringen heeft.
Bij acclamatie wordt hierop de bestuurscandidaat drs. Renting gekozen. Tegen-
candidaten waren er niet. Drs. Renting, die vooraf door het bestuur was gepolst,
verklaart zich de benoeming te laten welgevallen en neemt plaats aan de bestuurs
tafel.
1 Brabantia 14de jrg. nr. 3, mei 1965, p. 112.
[5]