Dr. J. van RoeyHet stadsarchief te Antwerpen en zijn betekenis voor de Nederlandse geschiedenis Het stadsarchief van Antwerpen heeft een lange en bewogen geschiedenis achter de rug. De oudste stukken van het archief zijn de zg. vrijheidsbrieven van hertog Hendrik I van 12201221. Er zijn zelfs nog oudere archivalia, die echter niet organisch tot het stadsarchief behoren, t.w. die van de St-Michielsabdij. Uit de Middeleeuwen zijn verder nog vele charters bewaard gebleven die beschreven zijn door de eerste Antwerpse stadsarchivaris Fr. Verachter. In de loop der tijd zijn dan allerlei registers ontstaan, waarin men aantekening hield van besluiten van de magistraat, overeenkomsten met andere plaatsen, vonnissen, ordonnanties en dgl. De eerste ramp trof het stadsarchief, toen het in 1356 door Lodewijk van Male werd geplunderd en o.a. werd beroofd van zijn stapelprivileges. Antwerpen kwam toch tot grote economische ontplooiing en de 16de eeuw was voor de stad een 'gouden eeuw'. Een tweede ramp trof het archief op 4 november 1576, toen de Spaanse furie woedde. Het archief, dat op het stadhuis berustte, ging in vlammen op. Dat er toen iets overgebleven is, danken wij o.a. aan de stoelklerk Peter Peters Smid, genaamd de Fabrie, die het schepenprotocol wist te redden, dat vanaf 1394 tot aan het einde van het Ancien Regime is bewaard gebleven. Alleen over de jaren 14801489 heeft hij ze niet uit de vuurpoel kunnen bergen. Ook een deel van het archief van de Vierschaar heeft de Furie overleefd. Het financiële archief vanaf het begin van de 14de eeuw is grotendeels verloren gegaan op een fragment na van een rolrekening van 13131314, een complete rol- rekening van 1324 en enkele registerrekeningen van het begin der 16de eeuw. Van het bestuursarchief zijn de charters en de vroege stadsregisters gered, maar dat geldt helaas niet voor de later afgesplitste series ordonnantieboeken, collegiale acten- en resolutieboeken en de besluiten van Burgemeesters en Schepenen. Ook het archief van de Weeskamer, dat er toen vanaf 1427 was, het gerechtelijk archief en de archieven van de ambachten zijn toen voor een goed deelverloren gegan. De Antwerpse stadssecretaris Hendrik de Mooi heeft na de brand getracht alles te vergaren wat voor de stad en enkele ambachten van belang was, wat hij in 7 delen heeft bijeengebonden, de zg. gerecouvreerde stukken. Sindsdien verliep de geschiedenis van het stadsarchief rustig, al kwam het vaak voor dat bepaalde stukken verdwenen en weer moesten worden teruggekocht. Zo b.v. de wijkboeken, een soort kadastrale registers. In 17951796 werden de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk geannexeerd en werden de oude instellingen door nieuwe vervangen. Het oud-archief verloor zijn administratief belang. In de Franse tijd werd Marshall de eerste stadsarchivaris van Antwerpen. Van meer belang dan deze was zijn adjunct, lan Frans Willems, de man van de Vlaamse beweging. Hij heeft een studie gemaakt van de Antwerpse straatnamen. Na hem komen Frederik Verachter en Pieter Génard. De laatste stichtte het Antwerpse Archievenblad, waarin hij zeer veel stukken uit zijn archief publiceerde, vooral uit de 16de eeuw. Hij heeft ook het archief, dat over het hele stadhuis verspreid lag, op één verdieping bijeengebracht en daar organisch opgesteld. Zijn indeling wordt nog steeds gevolgd. Zijn opvolger was F. J. van den Branden. Hij beschouwde het archief als zijn privé jachtterrein en hield iedereen zo veel mogelijk er buiten. Hij schreef het klassiek geworden boek over de geschiedenis van de Antwerpse schilderschool. Na hem kwam L. Bisschops, een uitstekend genealoog, die op zijn beurt wegens politieke omstandigheden werd opgevolgd door het tweemanschap van J. Denucé en F. Prims. De eerste kreeg het eigenlijke archivariaat, de taak van de tweede werd het schrijven van een nieuwe stadsgeschiedenis van Antwerpen. Al schij- vend inventariseerde hij meteen de archieven die hij raadpleegde. Denucé had meer belangstelling voor de geschiedenis van economie en kunst. Samen hebben zij in 1927 het Archievenblad opnieuw opgericht, nu meer als historisch tijdschrift, waarin ook inventarissen zijn opgenomen. In 1943 kwam Frans Blockmans. Zijn grote verdienste is het nieuwe archief gebouw dat in 1956 op historische grond werd ingewijd. De fondsen van het stadsarchief. A. Het oud-archief (tot de Franse tijd). Buiten de charters dient hier de Privilegekamer genoemd te worden, die Génard heeft ingericht. Hierin vindt men 26 kapittels, waaronder kronieken; werken nl. geschriften over bepaalde rechten; 'historische documenten' waarin allerlei uit verschillende fondsen is bijeengebracht; briefwisseling van de magistraat, papieren van secretarissen en pensionarissen; collegiale resolutie- en actenboeken; requesten- boeken; gebodsboeken; 'handel en scheepvaart'; 'vreemde natiën'; posterijen enz. Sinds de 16e eeuw hebben vorsten de heerlijkheid van gebieden rondom Ant werpen aan de stad opgedragen. De archivalia hierover vindt men in het kapittel 'Beleende heerlijkheden'. Onder het hoofdstuk stedelijke instellingen en ambten zijn velerlei stukken bijeengebracht, ook over ambten die niet direct tot de stad behoorden. Hierin zijn ook stukken aanwezig over de beeldenstorm, Spaanse en Franse furie, de verhouding van Antwerpen tot prins Willem I, renten die de stad aan twee van Willems dochters heeft gegeven, vredehandelingen 163233 en 1648, retorsiën, blijde inkomsten. Verder zijn er het archief van de Brede Raad, over stadsgebouwen en fortifi catiën, wijkboeken, over de Grote Raad van Mechelen en over de Raad van Brabant, over de Staten-Generaal waaronder brieven van deze Staten van 1529 tot 1632, over de Staten van Brabant uit het begin van de 15de eeuw, correspon dentie van de Antwerpse magistraat met o.a. zijn gedeputeerden te Brussel, dag- [72] [73]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 40