Op zijn vraag naar het bestaan van moderne indices op de schepenprotocollen antwoordt de heer Van Roey dat er geen moderne indices bestaan. Wel is er een index op vóórnamen over de jaren 14901645. Dr. Wouters merkt op dat er over de handelsbetrekkingen van Limburg met Antwerpen nog niets gepubliceerd is, in tegenstelling tot de handel met Bergen op Zoom. Hij vraagt of de 15de en 16de eeuwse archivalia betreffende dit onderwerp ontbreken dan wel of deze nog niet bestudeerd zijn. Het laatste is volgens de heer Van Roey het geval. Slechts over enkele kooplieden is geschreven maar over vele andere grote kooplieden is nog niets gepubliceerd. De heer Sandberg vraagt over welke periode de rekeningen van de tresorie be waard zijn gebleven. Mr. Van 't Hoff roept goede herinneringen op aan zijn bezoek aan het Antwerpse Stadsarchief in 1938 en later. Omdat het archief gevestigd is geweest in de Venus- straat, vraagt hij of er verband bestaat tussen Venus en de archivaris. De heer Van Roey ziet dit niet. Venus is hier waarschijnlijk een verbastering van De Venisse, een koopmansgeslacht. Dr. Pirenne verneemt op zijn vraag naar de stukken in het Brabantse fonds, dat zich hierin briefwisseling, stukken over beden en dagvaarden etc. bevinden sinds 1404 tot in de 18de eeuw. Als vijfde en laatste spreker op de studiedagen van dit jaar spreekt Dr. M. P. van Buijtenen over het onderwerp 'Verbeterde charterbewaring'. (Reeds gepubli ceerd, NAB, 1965', 2e afl., p. 85.) Voor het technische gedeelte ervan wordt hij ter zijde gestaan door ir. J. Lodewijks, directeur van het Centraal laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschap te Amsterdam, enige medewerkers van I.C.I. (Imperial Chemical Industries) en de heer H. A. van Dijk, hoofd van het fototechnisch laboratorium van het kunsthistorisch instituut van de universiteit van Utrecht. Na afloop van de voordracht van de heer Van Buijtenen wordt de discussie geopend door drs. Smeets, die de vraag stelt, of het verwijderen van de vouwen uit de charters niet schadelijk is i.v.m. het bevochtigen van de plooien, dat aan het persen vooraf gaat. De heer Van Buijtenen beantwoordt deze vraag met de opmerking, dat anderzijds het uitoefenen van druk- en trekkrachten op het uit gevouwen charter om ook het in de plooien geschrevene te kunnen lezen ook niet verantwoord is. Verder geeft hij het woord aan ir. Lodewijks. Deze laatste meent, dat de handeling van het bevochtigen der plooien niet schadelijk is, tenzij de tijd van natblijven zodanig lang blijft dat bacteriewerking of schimmelvorming optreedt. De heer Hardenberg informeert naar de houdbaarheid van het fasson-kleefband. Ir. Lodewijks deelt daarop mede, dat het onderzoek op dit punt nog niet afge sloten is. Wel is het zo, dat in het laboratorium in Amsterdam proeven genomen zijn bij aanzienlijk hogere temperaturen dan in de praktijk optreden en daarbij is gebleken, dat dat geen enkele invloed heeft op de achteruitgang van de kleefbaar- heid. Verder bevat het fassonband geen zuren en logen, zodat nadelige inwerking op het charter uitgesloten is. De preciese samenstelling van het kleefsel is voor lopig nog onbekend, de samenstelling van de drager, het band zelf, is wel bekend: dat is óók melinex. Over het algemeen is het zó, dat als hoog-qualitatieve kleef stoffen achteruitgaan, dit hoofdzakelijk te wijten is aan het licht. Evenals voor het charter is ook voor het kleefband bewaring in het donker aan te bevelen. Wat de houdbaarheid van het kleefband betreft, durft ir. Lodewijks geen termijn te noemen, maar we moeten toch zeker denken in een orde van zo'n 50100 jaar. De voorzitter vraagt zich af, of de afsluiting van het charter nu niet nadelig is bij sterke wisselingen van temperatuur en vochtigheidsgraad. Ir. Lodewijks wijst op de omstandigheid, dat de melinexmappen aan de zijkant volkomen open zijn. Hierdoor is condensatie aan de binnenkant van de map bij sterke verlaging van de temperatuur en vochtigheidsgraad van de lucht uitgesloten. Door dit open systeem blijft de vochtigheidsgraad in de melinexmap altijd in evenwicht met die van de omgeving. De heer Wouters vraagt, welke mogelijkheden dit materiaal biedt m.b.t. de opberging van prenten en kaarten en of er al in die richting mee geëxperimenteerd is. De spreker geeft als zijn mening te kennen dat hier zeker mogelijkheden liggen. Geëxperimenteerd is er echter nog niet, omdat alleen de charters uitgangspunt van het onderzoek geweest zijn. De heer Rozemond vraagt of de Melinex-map het toelaat het zegel alleen te fotograferen, of dat het charter met zegels dan uit de map gehaald moet worden. De spreker antwoordt dat de Melinex-map bedoeld is voor de grote massa der leeszaalbezoekers en gebruikers van het charter. In het speciale geval van foto grafie kan de Melinexmap altijd geopend worden. De heer Van Dijk, speciaal- deskundige op dit aspect van het onderzoek, verklaart dat het zegel ook in de melinexmap gefotografeerd kan worden. Er kan wel een randschaduw ontstaan door de opstaande rand van de perspexring, maar deze behoeft niet sterk te zijn, indien van een gunstige invalshoek van het licht gebruik gemaakt wordt. Tenslotte vraagt jhr. Sandberg of men zich in het buitenland ook heeft bezig gehouden met het probleem der charterberging. De spreker antwoordt dat hem dit niet bekend is. Na een dankwoord aan de inleiders en hun medewerkers en aan de deelnemers voor hun aanwezigheid, sluit de voorzitter deze studiedagen. [35] [34]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 21