meert, hoe het is gesteld met de archieven van Kleef en Mark. Het deel betreffen de het centraal beheer van Kleef en Mark blijkt zich te Düsseldorf te bevinden. Mr. Downer vraagt, waar de kerkelijke doop- en trouwboeken van Westfalen berusten. Deze blijven in het bezit van de kerken. Alleen de dubbelen uit de 19de eeuw zijn overgedragen, voor Westfalen aan het Personenstandsarchiv te Detmold. Mr. de Vey Mestdagh vraagt, of reproducties of microfilms worden gemaakt van archivalia, die niet in het Staatsarchief berusten, om op die manier een betere toegang te verkrijgen. Dit blijkt te gebeuren, althans indien de financiën het toe laten. Er is echter geen schema voor dit werk. Mr. Koch stelt vast, dat de archi valia van het Reichskammergericht op verspreide plaatsen worden bewaard; is dat wel juist? En kan Nederland misschien ook op een gedeelte aanspraak maken? Volgens Prof. Prinz is deze kwestie een heet hangijzer. Men is met de verdeling van dit archief over verschillende depots toch wel gelukkig; het zou jammer zijn, als het geheel in Wetzlar of Frankfort berustte. Maar het is natuurlijk de vraag of het principieel juist is. Mr. Hardenberg vult hierbij aan, dat processtukken die op Limburg betrekking hebben, zich in het Rijksarchief aldaar bevinden. De heer Hardenberg bedankt vervolgens de spreker nogmaals en schorst de vergadering. Na de middagpauze spreekt Dr. G. Hansotte, conservator van het Staatsarchief te Luik, over 'l'importance des archives liégeoises pour l'histoire des Pays-Bas'. (Zie voor deze voordracht pag. 67 hieronder.) Na de beëindiging van deze lezing spreekt Mr. Hardenberg een dankwoord uit en geeft gelegenheid tot het stellen van vragen. Mr. Wouters vraagt, waar de archieven van de Luikse commissarissen-deciseurs berusten; wellicht te Luik? Deze blijken daar niet te zijn. Dr. Hansotte vraagt zich af, of ze ooit bestaan hebben. De administratie in het Luikse was primitief, in geen enkel opzicht te vergelijken met die in de Bourgondische Nederlanden. De heer Hardenberg merkt op, dat over de commissarissen wellicht gegevens zijn te vinden in de familiearchieven. Dr. Hansotte acht dit mogelijk, maar er zijn maar weinig familiearchieven met politieke stukken in Luik aanwezig. Als voorbeeld noemt hij het archief d'Oultremont, geïnventariseerd door de heer Jans. Jhr. Mr. Sandberg vraagt, of stukken betreffende Tholen in Luik aanwezig zijn. Deze zijn inderdaad aanwezig, maar handelen vrijwel alle over kerkelijke zaken. Dr. van Hoboken vraagt, of de mogelijkheid bestaat, stukken betreffende export van Luikse spijkers te micro-filmen. Dit is mogelijk, maar het zal in de practijk zeer moeilijk blijken, omdat de stukken verstopt zitten in de zeer uitgebreide notariële archieven. De contracten voor levering van spijkers werden echter afgesloten te Amsterdam en Rotterdam. Deze zullen in de notariële archieven aldaar te vinden zijn, en wellicht ook, zo merkt de heer Hardenberg op, in de archieven van de Admiraliteitscolleges, berustend in het Algemeen Rijksarchief. Nadat hij Dr. Hansotte nogmaals heeft bedankt, sluit hij de vergadering. Op de tweede archiefstudiedag heeft Dr. W. J. Formsma de leiding overgenomen van Mr. H. Hardenberg. Nadat hij Prof. Dr. F. W. Oediger, directeur van het Hoofdstaatsarchief te Düsseldorf, bij de vergadering heeft ingeleid, geeft hij hem het woord voor zijn voordracht over 'Die Bedeutung des Hauptstaatsarchivs Düsseldorfs für die Niederlandische Geschichtsforschung'. (Zie voor deze voor dracht hieronder pag. 52.) Na de beëindiging van zijn lezing wordt Prof. Oediger door de heer Formsma dank gebracht en is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Mr. Hardenberg vraagt naar de 'Gerichtsakten', die immers voor Nederland van groot belang kunnen zijn. Uit het antwoord van Prof Oediger blijkt, dat deze zeer slecht zijn overgeleverd. De protocollen zijn meest wel bewaard gebleven. Dr. A. Panhuysen vraagt, of de akten van het Departement van de Roer reeds geïnventariseerd zijn. Deze blijken slechts in geringe mate aanwezig. De heer J. C. G. M. Jansen informeert, of de Akense archivalia uit de Franse tijd die op Limburg betrekking hebben, bewaard zijn gebleven en hoe het staat met de toegankelijkheid van de kleine archieven. Prof Oediger weet niet uit zijn hoofd, of er ook speciale stukken over Limburg zijn, algemene zijn er echter wel. De kleinere archieven kan men het best raadplegen via de Archivberatungsstalle te Keulen, mits men zich tijdig aanmeldt. Dr. van Buytenen vraagt naar de relatie tussen Steinfeld en Mariengaarde te Hallum. Hierover is volgens Prof. Oediger wel iets te vinden, maar niet veel. De archivalia van Steinfeld zijn in zeer slechte staat. Drs. Mey merkt op, dat het Nederlandse deel van het archief van het Huis Vornholz momenteel op het Rijksarchief te Arnhem berust en daar op Duits ver zoek wordt geïnventariseerd. Tenslotte herhaalt de heer Formsma zijn dank aan Prof. Oediger en schorst hij de vergadering voor de koffie. Na de lunchpauze verwelkomt de heer Formsma Dr. J. van Roey, stadsarchivaris van Antwerpen, en geeft hem het woord voor het houden van zijn voordracht over 'Het stadsarchief van Antwerpen en zijn betekenis voor de Nederlandse geschiedenis'. (Zie voor deze voordracht hieronder pag. 72.) De heer Formsma dankt de heer Van Roey voor zijn lezing en geeft gelegenheid voor het stellen van vragen. Drs. ten Cate legt nog eens de nadruk op de invloed van Antwerpen op de Nederlanden. Dankzij een Antwerpse notariële oorkonde is het mogelijk gebleken de verwantschap te bewijzen tussen de Bossche firmanten Van Lanschot en de Van Landschots uit Zundert. De gemeente Zundert heeft, nadat dit gebleken was, van de Bossche Van Lanschots het standbeeld van Van Gogh ten geschenke gekregen. Drs. Essink vraagt, of in Antwerpen het archief berust van de Orde der Carme- lieten te Antwerpen en deelt mede, dat enkele delen hiervan in Boxmeer zijn. Drs J. Fox informeert naar de betekenis van het woord 'privilegekom' en krijgt ten antwoord dat dit een privilegekist is. [32] [33]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 20