In deze moeilijkheid viel in 1911 van regeringswege het besluit om het Gistpoort- gebouw aan de St. Pieterstraat bij het rijksarchief te trekken. Deze keuze was, gezien de opvattingen en de omstandigheden van die tijd, niet zo vreemd, maar de direct betrokkenen hebben hun teleurstelling niet kunnen onderdrukken. Inderdaad is het archief in zijn verdere ontwikkeling sterk belemmerd door het feit, dat het zolang aangewezen is geweest op een dépendance, ongunstig gelegen ten opzichte van het hoofdgebouw, zonder bedienend personeel en zonder de vereiste voorzieningen voor een redelijke conservering der daar als in een pakhuis opgeslagen documenten. Niettemin schijnt men een tijdlang het voornemen te hebben gehad op dit zij spoor door te gaan, maar gelukkig zijn die plannen niet tot uitvoering gekomen. Een nieuwe episode scheen aan te breken, toen eind 1938 in het Staatsblad een wet verscheen tot onteigening van hotel „De Abdij" ten behoeve van de uitbrei ding van de provinciale griffie en het rijksarchief. Door de oorlog is deze zaak anders verlopen, dan te voorzien was, maar toch kan men zeggen, dat de bewuste onteigeningswet de voorwaarden heeft geschapen waaronder thans, meer dan een kwarteeuw later en niet zonder dat de catastrofe van 1940 had bewezen, hoe ge brekkig en gevaarlijk het rijksarchief was gehuisvest, de nieuwbouw tot stand kon komen. Twee van mijn voorgangers, Meerkamp van Embden en Unger, en ikzelf zijn bij dit project betrokken geweest. Het zal u dan ook niet verwonderen, dat het oorspronkelijke plan ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan. De enige herinnering aan de oude Rekenkamer is thans nog het formuliergebed, dat de heren reken meesters van Zeeland aan het begin van hun bijeenkomsten plachten uit te spreken en dat als een relikwie achter in deze studiezaal een plaats heeft gevonden. Excellentie, Dames en Heren, u heeft zich reeds een gedeeltelijke indruk kunnen vormen van het gebouw, zoals het uiteindelijk geworden is. Na de opening zult u gelegenheid krijgen om meer van het inwendige te bezichtigen. Maar mag ik beginnen u, mijnheer de Commissaris, uit te nodigen het woord te nemen. Verslag van de studiedagen voor archiefambtenaren, gehouden op 26 en 27 oktober 1965 in Pulchristudio's-Gravenhage De studiedagen stonden ditmaal in het teken van de archieven buiten de lands grenzen, die voor de Nederlandse geschiedenis belangrijk materiaal bevatten. Prof. Dr. J. Prinz, directeur van het Staatsarchief te Munster, opent de rij van sprekers met een in het Nederlands gehouden voordracht over de betekenis van het Staatsarchief Mtinster voor de Nederlandse geschiedvorsing. (Zie voor deze voordracht pag. 36 hieronder). Na afloop dankt Mr. Hardenberg de spreker voor zijn interessante lezing en drukt zijn bijzondere waardering uit voor het feit, dat spr. deze in de Nederlandse taal heeft willen houden. Daarna geeft hij ge legenheid tot het stellen van vragen. Dr. Formsma informeert naar de toegankelijkheid van de niet-'staatliche' archie ven. Prof. Prinz deelt mee, dat particuliere en communale archieven zonder bezwaar toegankelijk zijn, alleen zijn niet overal deskundigen aanwezig. Men moet natuurlijk wel zijn komst aankondigen. Bij kleine archieven geeft de beantwoording van vragen soms moeilijkheden, men kan dan de hulp inroepen van collega Dr. Herberholt, verbonden aan het Landesamt für Archivpflege in Münster. Mr. Hardenberg merkt op, dat hij in Burgsteinfurt heel goed is geholpen, hoewel door een niet-gediplomeerde beheerder. De inventaris is gepubliceerd, daar heeft men steun aan. Prof. Prinz vermeldt, dat in Burgsteinfurt nog veel ongeïnven- tariseerd materiaal is. In Anholt is de toestand moeilijk, momenteel is daar geen beheerder. Men kan in dit geval beter eerst aan Dr. Herberholt schrijven. Dr. Hart vraagt naar de aanwezigheid van koopmansarchieven. Spr. antwoordt dat er een archief is met stukken betr. de zijdehandel, midden 17de eeuwmidden 18de eeuw, met stalen van stoffen etc. Op een vraag van Mr. Koch over het verband tussen het archief van Nord- kirchen en de Arembergs deelt Prof. Prinz mee, dat dit archief is overgegaan in het bezit van het Landschaftverband Westfalen-Lippe. Bij de Arembergs is hiervan niets. Dr. van Hoboken vraagt sprekers mening over de vraag, of het beheer van archieven door de Kreise, die in 1945 'Selbstverwaltung' verwierven, als een voordeel of als een nadeel wordt beschouwd. Spr. antwoordt dat de staat het eigendom van de archieven van vóór 1945 houdt. Het Landesamt für Archiv pflege van Nordrhein-Westfalen ziet toe op het beheer van de Gemeente-archieven; wanneer er geen goede bewaarplaatsen zijn, worden de archieven naar het Staats archief overgebracht. Over de principiële vraag: voordeel of nadeel, heeft de Archiv-verwaltung nog geen uitspraak gedaan. Wel worden desgewenst aan goed uitgeruste archief bewaarplaatsen archivalia van vóór 1945 in bewaring gegeven. Drs. Mey infor- MSflfiinffii iwiii mi Ml n i -*-rrrfi'iitiiirnig«-nrni [30] [31]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 19