doorstaan. Evenmin moet men vergeten, dat er van de koloniserende volken
ondanks alles een beschavende invloed is uitgegaan. Indien een volk geen belang
stelling voor archieven koestert, waarin het verleden in zijn bonte mengeling van
goed en kwaad beschreven staat, kan men het rustig bij de onderontwikkelde
volken indelen. Ten aanzien van de betekenis van de archieven als een onmis
bare bron voor het historisch onderzoek bestaat ten onzent helaas nog veel
onkunde. Ook beseft men te weinig, dat hun practisch nut in administratief en
juridisch opzicht van een goede ordening en beschrijving afhankelijk is. Het zal
daarom meer nog dan vroeger noodzakelijk zijn naast het toegankelijk maken
van de diverse fondsen in brede lagen belangstelling voor de archieven te wekken.
Met het oog op deze educatieve taak is in de programma's van eisen voor alle
nieuwe rijksarchiefbewaarplaatsen een afzonderlijk tentoonstellingsruimte opge
nomen.
Het rijksarchief in Zeeland, dat de bronnen herbergt van een gewest waar de
namen van bekende dichters vervlochten zijn met de lauweren van de geschiede
nis, vormt op deze regel geen uitzondering. Toch is het verleden, hoe groots
het geweest moge zijn, niet alles en moet men een archiefbewaarplaats zeker niet
als een vergaarbak van vergane glorie beschouwen. De rol, die in het maat
schappelijk leven aan de archieven is toegedacht, strekt zich verder uit. Zij moeten
tussen het verleden, dat ze bevatten, en de toekomst, die onder de ogen van hun
beheerders wordt voorbereid, een continuïteit verzekeren. Juist ter wille van die
continuïteit is het noodzakelijk, dat er nieuwe archiefbewaarplaatsen worden
gebouwd, waarin voldoende bergruimte aanwezig is om zowel de oudere archieven
als die van meer recente datum tot hun recht te laten komen. Bewaarplaatsen,
waar een ruime leeszaal de mogelijkheid biedt om een groeiend aantal bezoekers
gelegenheid te geven tot onderzoek, studie of bevrediging van een gezonder nieuws
gierigheid. Dankzij de middelen, die hun thans ter beschikking zijn gesteld,
zullen de ambtenaren van het rijksarchief in Zeeland de aan hun zorgen toe
vertrouwde collecties niet alleen beter dan vroeger kunnen beheren, maar er ook
een groter aantal mensen van kunnen laten profiteren, waarmee zowel een Zeeuws
als het algemeen belang is gediend.
'Een goed voorbeeld is de beste preek', is een wijs woord van Benjamin Franklin
en daarom wil ik thans eindigen. Ik wil dit echter niet doen zonder nogmaals
mijn grote voldoening te hebben uitgesproken over de totstandkoming van dit
archiefgebouw, waarmee een mijlpaal in de geschiedenis van het Nederlandse
archiefwezen is bereikt. Tevens acht ik het mijn plicht hieraan mijn bizondere
dank te verbinden voor alles wat de voorgangers van Uwe Excellentie en de
ambtenaren van de afdeling, waaronder de rijksarchiefdienst ressorteert, in het
werk hebben gesteld om het zover te krijgen, dat het gebouw er nu werkelijk
staat.
[26]
Tekst van de toespraak van de Minister van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk.
Op 27 september 1890 vond de Eerste Bijeenkomst der Rijksarchivarissen plaats
in het gebouw van het Rijksarchief te 's-Gravenhage. De voorzitter van deze
vergadering, de algemene rijksarchivaris jhr. mr. Th. H. F. van Riemsdijk, begon
zijn openingstoespraak als volgt: 'In den laatsten tijd is er in den toestand van de
archieven in de provinciën veel verbetering gekomen. Dank aan de krachtige
maatregelen van de Regeering zijn die archieven alle onder Rijksbeheer gebracht,
is de financieele positie der archivarissen verbeterd en is er ook op meer dan eene
plaats voor betere localiteiten zorg gedragen.' Toen in 1901 de man, die de grote
stuwkracht voor deze verbeteringen was geweest, jhr. mr. Victor de Stuers zijn
25-jarige werkzaamheid als chef Kunsten en Wetenschappen bij het Ministerie
van Binnenlandse Zaken had beëindigd, kon t.a.v. de huisvesting van de rijks
archieven de volgende balans worden opgemaakt: 4 nieuwe gebouwen; 1 in
aanbouw; 6 monumenten, hersteld en als archiefgebouw ingericht. Tot deze laatste
groep behoorde het reeds lang in het Abdijcomplex gevestigde archief in de
provincie Zeeland, dat verdere uitbreiding onderging.
Het valt niet te verwonderen, dat De Stuers, die in zijn befaamd Gids-artikel
van 1873 'Holland op zijn smalst' de culturele inertie van zijn tijd fel had ge
hekeld, in zijn streven tot redding en bescherming van onze monumenten tegelijk
zocht naar een passende bestemming van enkele monumentale gebouwen. Door
in een zestal gevallen hierin rijksarchieven op te nemen, die daardoor een betere
behuizing kregen, werden twee belangen gediend. Het zijn de hierboven genoemde
sectoren archiefwezen en monumentenzorg, welke tezamen met de sector museum
wezen in de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van mijn ministerie
hun behartiging vinden. De activiteiten in deze sectoren, die ook in onze tijd
onverflauwd en zo mogelijk in versterkte mate voortgang zullen moeten vinden,
kunnen onder één noemer worden gebracht: de zorg voor het behoud van daar
voor in aanmerking komende roerende en onroerende monumenten, of korter de
zorg voor culturele unica. Op dit punt heb ik mij enige uitvoerigheid veroorloofd,
mede omdat ik gaarne de gelegenheid wil aangrijpen op deze plaats bij het Abdij
complex, vanouds centrum van bestuur en cultuur, enkele woorden te wijden aan
de nagedachtenis van de op 4 januari j.l. overleden mr. Jan Karei van der Haagen.
De heer Van der Haagen heeft als chef van de afdeling Oudheidkunde en Natuur
bescherming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en
nadien ais hoofd van de afdeling Monumenten en Musea van de Unesco zich
bijzonder grote verdiensten verworven. Met zijn uitgebreide kennis van zaken en
rusteloze ijver heeft hij jarenlang zijn gaven vóór alles gericht op de bescherming
van culturele goederen.
Vond geleidelijk ik wil thans weer tot het Nederlandse archiefwezen terug
keren onder De Stuers volgens vaste lijnen de stichting van rijksarchiefbewaar
plaatsen plaats, ook thans geschiedt de totstandkoming van nieuwe gebouwen aan
[27]