Het niet-rijkspersoneel onder u zal denken, dat mijn opmerkingen hier alleen
het rijksarchiefwezen betreffen. Dit is ook zo, maar in de eerste plaats krijg ik
geen gemeentebegrotingen onder de ogen en in de tweede plaats beïnvloedt een
verbetering van het rijksarchiefwezen ook de gemeentearchieven. In elk geval gaat
het ons allen aan, dat het subsidie voor onze Vereniging verhoogd zal worden
van f 2000 tot f 2800. Hiervoor zijn wij zeer dankbaar. Deze verhoging is vooral
bedoeld om onze mogelijkheden tot publikatie te vergroten. Het is mij daarom een
vreugde u te kunnen meedelen, dat de tweede druk van het Repertorium van
Nederlandse inventarissen, van de hand van de heer J. Meinema, gereed gekomen
is. Een exemplaar zal u weldra bereiken. Ook andere uitgaven van de Vereniging
zijn sterk verouderd, zoals de Gids voor de archieven van gemeenten en water
schappen en de Index op het Archievenblad. Misschien is er nu ook voor deze
uitgaven de mogelijkheid van een herdruk. Met het Archievenblad zijn wij minder
vlot; de tweede aflevering van 1965 moet nog verschijnen. Vooral ten opzichte
van de buitenwereld maakt dit een slechte indruk; het Archievenblad is toch het
gezicht van onze vereniging. Bovendien gaan de abonnees klagen en de adver
teerders reclameren. Gelukkig heb ik zo juist vernomen, dat de afleveringen 2 en
3 binnenkort kunnen verschijnen en dat ook de copy voor de vierde aflevering
reeds bij de zetter is. De mogelijkheid zit erin, de achterstand in 1966 in te halen.
Ook de commissie voor de nieuwe handleiding is dit jaar niets opgeschoten.
Ziekte van de een, drukke werkzaamheden van de ander, hebben opnieuw stag
natie gegeven.
En om in mineur te blijven, ook het Archiefbesluit is er nog niet, maar daar
kunnen wij tenminste niets aan doen. Volgens de laatste berichten is het nu
eindelijk ter behandeling in de ministerraad. Maar wanneer het besluit in 1966
met de Archiefwet zelf het Staatsblad mocht bereiken, dan zijn wij ondanks de
lange weg van voorbereiding nauwelijks in staat de nieuwe voorschriften omtrent
de overneming van archieven uit te voeren wegens gebrek aan ruimte en perso
neel. Er zal toch het een en ander moeten gebeuren!
Met welwillend verstrekte steun van het departement bezocht ik als voorzitter
van de Vereniging enige congressen in het buitenland. In april de Table ronde des
Archives te Londen. Afgewisseld door excursies en ontvangsten, door onze Engelse
gastheren zo stijlvol georganiseerd, werden de vergaderingen gehouden. De vol
gende onderwerpen werden behandeld: 1° de inrichting van nieuwe archief
gebouwen en 2° het gebruikmaken van nieuwe technieken voor archiefwerk. De
bespreking van het eerste thema door Duitse, Skandinavische en andere collega's
deed ons weer eens beseffen hoe zeer Nederland op dit gebied is achtergebleven.
Voorgeslagen werd tenslotte een internationaal informatiecentrum voor archief-
bouw en -inrichting in het leven te roepen. Het tweede thema gaf weliswaar aan
leiding tot interessante beschouwingen, maar de probleemstelling leidde niet tot
bepaalde conclusies. Aan de ene kant een open oog voor de mogelijkheden van
mechanische ordening en ontsluiting van archieven, aan de andere kant twijfel
aan de te bereiken volledigheid van de resultaten. Het apparaat denkt toch niet
zelfstandig, maar geeft slechts af wat wij er zelf, om zo te zeggen, ingestopt
[16]
hebben. Ook zijn de totnutoe ontwikkelde apparaten veel te kostbaar. Een tweede
vraag is, hoe wij, archivarissen, moeten handelen met de in de registratuurperiode
ontstane ponskaarten, geluidsbanden en dergelijke. Bij dit materiaal horen namelijk
ook de instrumenten om ze te kunnen gebruiken en deze zijn zeer gevoelig, zodat
slijtage en beschadiging van het materiaal het onbruikbaar maakt.
In september nam ik op uitnodiging van de Duitse Vereniging van Archivarissen
deel aan de 'Archivtag' te Aken, die zoals gebruikelijk gecombineerd was met
de 'Hauptversammlung des Gesamtvereins der deutschen Geschichts- und Alter-
tumsvereine'. Ook hier gedurende enige dagen een gastvrije ontvangst en vele
voordrachten, verdeeld over vakgroepen. Het hoofdthema was de 'documentatie'.
Nu is documentatie een zeer ruim begrip en over dat begrip werd dan ook uit
voerig getheoretiseerd. Verder kwam de vraag aan de orde of op de archivaris
de taak rust naast de documentatie uit de door hem beheerde archieven nog
andere documentatie te bedrijven door middel van aan te leggen verzamelingen,
want op dit gebied begeven zich ook andere instellingen. Daarnaast gaven ver
schillende sprekers overzichten van hetgeen ze in de praktijk verzamelen en hoe
ze dit bruikbaar maken.
Kort daarna, ook nog in september, werd in het Kurhaus te Scheveningen onder
auspiciën van verschillende verenigingen, waarbij ook onze vereniging, eveneens
een Documentatiecongres gehouden. Verschillende sprekers hielden algemene in
leidingen en uitten hun wensen. Uit onze kring zette drs. Renting op zakelijke
wijze uiteen hoe het Rotterdamse gemeentearchief functioneert als documentatie
centrum.
Nauw verband met documentatie hield ook de tweedaagse werkconferentie in
het Evert Kupersoord te Amersfoort over de efficiency van de wetenschappelijke
informatie in Nederland, waaraan ik op uitnodiging van de Nederlandse Vereni
ging van Bibliothecarissen deelnam. Deze conferentie was in hoofdzaak gewijd
aan het zogenaamde Weinbergrapport. Hoewel dit rapport zich in hoofdzaak
richt tot de technici en deze conferentie weer het bibliotheekwezen betrof, was
het behandelde toch ook van belang voor de archieven, die immers ook documen
tatiebronnen zijn. Wie over dit rapport in het kort iets meer wil weten, kan ik
verwijzen naar Overheidsdocumentatie juni 1965, waar een verslag is opgenomen
van de lezing die collega Schaap op 4 maart over dit onderwerp heeft gehouden
voor de studiegroep departementsarchieven.
Tenslotte bezocht ik nog een bijeenkomst te Utrecht, georganiseerd door het
Nederlands Genootschap voor Documentreproductie in samenwerking met de
Nederlandse Vereniging van Bedrijfsarchivarissen. waar gesproken werd over
'Repro in het Archiefwezen'. Hoewel mijn technische aanleg niet groot genoeg
was, om alles te kunnen begrijpen, was het mij toch wel duidelijk, dat hier kwesties
aan de orde waren die in de toekomst voor ons van het grootste belang zullen zijn.
Na deze rondzwervingen op het randgebied van de archiefwetenschap wordt het
tijd onze eigen verrichtingen na te gaan.
Op 18 maart werd te Zeist de algemene jaarvergadering gehouden. Daar trad
de heer Weyterrs af als secretaris, na vijf welbestede jaren. In zijn plaats werd
[17]