Kroniek
Buitenlandse archivistische literatuur
Archives et Bibliothèques de Belgique/Archief en Bibliotheekwezen in België,
jaargang 1964, aflevering 1, opent met een vooral voor bibliothecarissen belang
wekkende bijdrage van F. Remy over Martin Schrcttinger (1772-1851), een Beierse
voorloper van het moderne bibliotheekwezen, en zijn werken Versuch eines voll-
standigen Lehrbuchs der Bibliothek-Wissenschaft (1808-1829) en Handbuch der
Bibliothek-Wissenschaft (1834). Vervolgens behandelt E. Vandewoude de in de
archieven van het Koninklijk Paleis te Brussel berustende brieven van Jules
Devaux aan koning Leopold II betreffende de Congo (oktober-november 1883).
De schrijver was van 1866 tot 1886 hoofd van het kabinet des konings en een der
eerste medewerkers aan Leopolds Afrikaanse politiek. In het najaar van 1883 ver
bleef hij in Londen en bracht aan de koning rapport uit over het Engels-Portugese
verdrag betreffende de Congo, over Charles Gordon en Henry Sanford. De tekst
van de brieven is als bijlage aan het artikel toegevoegd; de tekst van de brieven
van de koning aan Devaux is niet achterhaald. Mevrouw L. Wellens-De Donder
leverde een bijdrage over de correspondentie van de grote Belgische astronoom
en statisticus Adolphe Quetelet (1796-1874). Deze papieren berusten sinds 1951
bij de Koninklijke Akademie van België en werden door mevrouw Wellens ge
ïnventariseerd. Zij zijn van groot belang voor de kennis van de natuurweten
schappen in de 19e eeuw. A. Schouteet schreef zowel over het archiefdepot
van de stad Brugge van 1887 tot 1921 als over de verzamelingen en de inventari
satie van het Brugse Stadsarchief. Wat het eerste betreft: solamen miseris socios
habuisse malorum! Velen onzer kunnen met de heer Schouteet instemmen, wan
neer zij lezen: Maar intussen komt geen oplossing en nemen de moeilijkheden nog
dagelijks toe het stadsarchief moet voortsukkelen in ontoereikende en ver
ouderde lokalen. De nefaste gevolgen van deze toestand laten zich terdege ge
voelen en worden door het talrijke publiek op scherpe kritiek onthaald. Aan
de huidige toestand dient beslist een einde gesteld te worden! Uit Schouteets tweede
bijdrage vernemen we, dat de oudste stukken van het Brugse archief uit 1280
dateren, het jaar waarin bij de brand van hallen en belfort het toenmalige archief
teloor ging. Ook daarna ging door zorgeloosheid van het stadsbestuur nog wel
eens iets verloren. De stadsarchivaris Lodewijk Gilliodts publiceerde aan het einde
van de 19e eeuw inventarissen, waaraan door lateren tafels en indices werden toe
gevoegd, zodat het Brugse stadsarchief goed bruikbaar is en dan ook met vrucht
door vele bezoeklrs wordt geraadpleegd. Bij de boekbesprekingen wijdt H.
Delvaux ruim twee pagina's aan Oud Schrift van drs. J. L. van der Gouw, een
keurig verzorgd handboek, dat aan een grote leemte een einde maakt. De
[200]
aflevering wordt besloten met In memoriam dom Philibert Schmitz, bibliothe
caris van de abdij van Maredsous en groot kenner van de geschiedenis der Bene
dictijnen, waarover hij een standaardwerk in 7 delen publiceerde.
Aflevering 2 begint met een uitvoerige door twaalf kaarten toegelichte studie
van J. Verbeemen over 1' ordre géografique suivi dans le traité de Meersen (870)
et son importance pour la localisation de quelques abbayes y mentionnées. De
tekst van het verdrag, voor het eerst uitgegeven en toegelicht door A. Miraeus in
1624, bestaat uit twee afdelingen. In de eerste worden de bisdommen, abdijen en
graafschappen van Lotharingen opgesomd, die werden toebedeeld aan Lodewijk
de Duitser, en in de tweede die van Karei de Kale. De schrijver toont aan, dat
bij de opsomming der bisdommen, abdijen en graafschappen, met een enkele ver
klaarbare afwijking (de aartsbisdommen voor de bisdommen), steeds een aardrijks
kundige volgorde van noord naar zuid is aangehouden. Verbeemen komt dan tot
de slotsom, dat de aan Karei toebedeelde abdij Sancti Laurentii Leudensi ten
onrechte beschouwd wordt als de abdij van Sint Laurens te Luik en dat bedoeld
is de abdij van Sint Leurens bij Chalon-sur-Saóne: Saint-Laurent sis a Lans. Ook
ten aanzien van de aan Karei toebedeelde abdijen van Maalines en Ledi verkon
digt de schrijver nieuwe inzichten, deze zijn z.i. niet Mechelen en Lier maar Ma-
lonne bij Namen en Luik (St. Pieter). R. Wellens, die in de Mélanges van de
jaargang 1962 reeds schreef over het archief van de abdij Bethlehem bij Bergen,
publiceert nu de inventaris van dit 13e tot 18e eeuwse archief. Deze omvat 225
nummers, waarvan er ongeveer 180 onroerende goederen in België en Lrankrijk
betreffen. Een chronologische lijst van de akten van 1244 tot 1796 en een index
op persoons- en plaatsnamen zijn aan de inventaris toegevoegd. 'Hier stond
het Paleis der Hertogen van Braband, gebouwd omtrent het jaar 1200, door eenen
brand vernield den 3en februari 1731.' Velen onder zullen begin september 1964
de plaquette met deze woorden op een der hoeken van het Brusselse Koningsplein
bekeken hebben. In dat paleis bevond zich de beroemde handschriftenverzame
ling van de hertogen van Bourgondië. Het grootste gedeelte van deze door
Philips de Goede bijeengebrachte collectie kon worden gered. In 1746. bij de
verovering van Brussel door de Lransen in de Oostenrijkse successieoorlog, werden
de boeken en handschriften als oorlogsbuit naar Parijs gezonden. Nadat Maria
Theresia hun terugkeer bewerkt had werden ze geplaatst in het Domus Isabellae
tussen Koningsstraat en Ravensteinstraat. Bij de vernieuwing van de bovenstad in
1774 werd dit gebouw minder toegankelijk. Gilles Warnots, abt van de Couden-
berg, ontwierp toen een plan voor een bibliotheekgebouw op de plaats van het
tegenwoordige Koninklijke Paleis. Het bevindt zich in de afdeling kerkelijke ar
chieven van het Algemeen Rijksarchief te Brussel en wordt nu gepubliceerd door
P. Lefèvre. J. de Launois leverde de tweede bijdrage in deze jaargang over
Adolphe Quetelet door te vertellen over diens reis naar Italië in 1830. H.
Watelet maakt enige opmerkingen over de ordening van bedrijfsarchieven aan de
hand van zijn inventarisatie van het archief van de Société civile des Usines et
mines de houille du Grand-Hornu. Deze société was van 1806 tot de fusie in 1951
met Société anonyme des charbonnages du Hainaut een familievennootschap. De
[201]