dat met de mogelijkheid rekening wordt gehouden dat de bevolking van dat gebied t.z.t. gerechtvaardigde aanspraken op deze archieven kan doen gelden. Een en ander zal afhangen van de toekomstige juridische band tussen beide landen. Tegenover deze verliezen staat dat in het rijksarchief te Kopenhagen de oude archieven berusten van de vroegere Deense doch thans Zweedse resp. Noorse provincies Skane, Halland en Blekinge. Noorwegen heeft weliswaar de voor naamste op dat land betrekking hebbende archieven verkregen doch maakt nog aanspraken op meer. Hoewel de Duitse Bondsrepubliek een zeer voorname plaats inneemt in het uitleenverkeer met Denemarken spelen de belangrijkste buitenlandse contacten van de Deense archivarissen zich toch af met de andere Scandinavische landen. Het 4 x per jaar verschijnende "Nordisk Arkivnyt' wordt door het Deense rijks archief uitgegeven. Tot het Deense archiefwezen behoort sinds 1962 ook het Erhvervs (bedrijfs)- archief, gevestigd te Aarhus. Dit is te vergelijken met ons economisch-historisch archief in den Haag. Het is na een voorbereiding van 6 jaar in 1948 opgericht als particuliere instelling en in 1962 door het rijk overgenomen. Hier worden bewaard de archieven van bedrijven en maatschappijen (zowel opgehevene als nog be staande) of van particuliere ondernemers. Deze zijn evenwel vrij om desgewenst hun papieren bij het rijksarchief of een der landsarchieven onder te brengen. Dat bij voorbeeld in het geval van een door de overheid overgenomen (voortgezet) bedrijf wel eens een moeilijke keuze gemaakt moet worden ten aanzien van de juiste plaats om het archief te bewaren, ligt voor de hand. Het Erhvervsarchief geeft een interessant jaarboek uit dat ook weer te vergelijken is met ons economisch-historisch jaarboek. Onder een afzonderlijk bestuur, nog overgebleven uit de beginperiode als particuliere onderneming, werken in dit archief een hoofd archivaris en drie archivarissen. Dat er naast de rijksarchiefdienst slechts heel weinig gemeente-(stads)archieven zijn is na het bovenstaande niet te verwonderen. Bovendien zijn de steden door hun grote aantal lang klein gebleven. Eerst in deze eeuw hebben enkele plaatsen zich sneller ontwikkeld. Toch verbaast het, dat slechts Kopenhagen en Frederiks- berg (een afzonderlijke gemeente omsloten door het grondgebied van Kopenhagen) een eigen archivaris hebben. Afgezien van nog een enkele bedrijfsarchivaris, zoals bij de Tuborgbrouwerij, is het aantal archivarissen derhalve zeer beperkt. Zij hebben dan ook geen eigen beroepsorganisatie doch zijn aangesloten bij de Vereniging van wetenschappelijke ambtenaren bij de rijksarchiefdienst, de rijks bibliotheken en de rijksmusea. Een uitvloeisel van specifiek Deense verhoudingen is het, dat een meerderheid van de archivarissen geen ambtenaar is doch er voor gekozen heeft om gesalarieerd te worden volgens een soort collectief arbeids contract dat de organisatie van academici voor hen afsluit. Onder de archivarissen zijn momenteel geen juristen. De meesten zijn historicus en er zijn enkele philologen en theologen. Een speciale beroepsopleiding na het behalen van de vereiste academische graad bestaat niet. De animo voor het beroep [152] is klein, waarbij de zich uitbreidende mogelijkheid om na de studie in universitair verband te blijven werken een (ook financiële) rol speelt. Regelmatig worden door het rijksarchief behalve het reeds genoemde kwartaal blad voor het Scandinavische archiefwezen en de om de 5 jaar verschijnende Mededelingen ook inventarissen uitgegeven, met een understatement voorlopige inventarissen genoemd. De meest recente behandelt de archieven van het minis terie van buitenlandse zaken en is ook voor Nederland van belang omdat we daarin de meeste door Dr G. W. Kernkamp in zijn 'Verslag van een onderzoek in Zweden, Noorwegen en Denemarken naar archivalia belangrijk voor de geschie denis van Nederland' (1903) genoemde stukken in hun archivalische samenhang vermeld vinden. Overigens vormt de inventarisatie van met name de kleinere archieven van secundair (maar zeker niet zonder) belang, een probleem. Men zoekt naar een verantwoorde methode van vereenvoudigde inventarisatie omdat bij de normale ouderwetse bewerking deze archieven te lang moeten wachten en bovendien een minder diepgaande beschrijving voor dergelijke archieven toch eigenlijk al voldoende is om ze toegankelijk te maken. Een voorbeeld is het archief van het Centraal Comité van 1864 (ongeveer een combinatie van ons Rampenfonds en Stichting 194045), waarnaar mijn speciale belangstelling uit ging. Dankzij de hulp van de archivaris van de tweede afdeling, Niels Petersen, heb ik gevonden wat ik zocht, doch aan de hand van een zij het globale inven taris zouden zeker nog meer en andere belangrijke gegevens uit dit archief te putten zijn. Mr. J. H. Rombach 153

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 9