Iets over het Deense archiefwezen Tijdens een kort verblijf in Kopenhagen was ik in de gelegenheid iets te zien van het Deense rijksarchief. Uit gesprekken met een van de archivarissen, Niels Petersen, kreeg ik bovendien een indruk van de organisatie van het archiefwezen in dat land. Een van de opvallende kenmerken van Denemarken vinden we ook in de archieforganisatie: de sterk doorgevoerde centralisatie. De huidige organi satie van het Deense rijksarchief is geregeld bij de wet van 30 maart 1889. Het rijksarchief is toen gevormd uit het oude koninklijke geheime archief en het van 1861 daterende koninkrijksarchief. Het omvat de archieven van alle centrale bestuurs- en administratieve organen benevens die van de Hoge Raad, het Koninklijk Theater en dergelijke semi-overheidsinstellingen en een groot aantal particuliere archieven. Het Rijksarchief is verdeeld in het secretariaat en drie afdelingen die alle onder leiding staan van een wetenschappelijk (hoofd)archivaris. De eerste afdeling beheert de archieven van vóór 1848, terwijl voorts de leeszaal- dienst tot deze afdeling behoort. Het jaar 1848 is gekozen als caesuur omdat toen de administratie van de regering als college vervangen werd door die van de afzonderlijke ministeries. De tweede afdeling omvat de archieven van na 1848 met het daarbij behorende uitleenverkeer met de departementen. Dit laatste is een omvangrijke taak omdat de meeste ministeries hun archieven snel afstoten en dan dus regelmatig reeds overgebrachte stukken nodig hebben. Tot deze tweede afdeling behoren ook de drie hulpdepots, twee grote in Kopenhagen, een kleiner in Esrom (Noord Seeland). Een van deze hulpdepots is gevestigd in een oud marinehospitaal, waar wel veel ruimte maar behalve electriciteit geen moderne outillage aanwezig is, zodat er, zeker in de winter, niet echt gewerkt kan worden. De derde afdeling tenslotte omvat de bibliotheek, het fotoatelier, de binderij en de tentoonstellingsdienst, die regelmatig zelf thematische exposities van archief stukken e.d. inricht in de hal van het rijksarchiefgebouw en ook de uitlening voor tentoonstellingsdoeleinden verzorgt. De archieven zijn in het algemeen openbaar behalve wanneer zij nog geen 50 jaar oud zijn; in dat geval is voor raadpleging machtiging van de archiefvormende instantie vereist. Onder de rijksarchivaris persoonlijk ressorteren het Koninklijk Huisarchief sinds het begin van de 19e eeuw en de niet toegankelijke particuliere archieven. Als wetenschappelijk personeel zijn in het rijksarchief werkzaam de rijks archivaris, vier hoofdarchivarissen voor ieder der genoemde afdelingen, 17 archivarissen en een hoofdassistent. De tegenwoordige rijksarchivaris is (sinds [150] 1963) Dr J. E. Hvidtfeldt, auteur van o.a. een heel overzichtelijk en instructief handboek voor de beoefening van de plaatselijke geschiedenis'. Behalve dit eigenlijke rijksarchief omvat de Deense archiefdienst nog vier 'lands- archieven', nl. te Kopenhagen voor Seeland en de andere eilanden ten Oosten van Funen-, te Odense voor Funen, te Viborg voor het Noordelijk deel van Jutland en te Aabenraa voor Zuid Jutland. Deze staan onder leiding van een landarchivaris en hebben daaronder een of meer archivarissen. Viborg is het grootste met 5 archivarissen. Deze landsarchieven zijn bestemd voor de bewaring van de rijksorganen wier werkzaamheden zich slechts over een bepaald gebied uitstrekken, zoals de ambten (provincies; Denemarken kent 22 van deze admi nistratieve onderdelen), gerechtshoven, houtvesterijen, bisdommen en parochies enz. Met name de kerkelijke archieven zijn belangrijk voor genealogisch onder zoek daar de kerkelijke autoriteiten de doopregisters bijhouden van de gehele bevolking. Doordat de Lutherse kerk in Denemarken staatskerk is (ressorterend onder het ministerie voor de kerk) worden de kerkelijke archieven overgebracht naar de landsarchieven op dezelfde wijze als dat met de andere ambtelijke archie ven gebeurt. Gemeentelijke archieven kunnen ook naar de landsarchieven over gebracht worden doch dit is niet verplicht. De Deense landsarchieven zijn, anders dan onze rijksarchieven in de provincies, tot stand gekomen uit praktische overwegingen. Dit is uit de Deense geschiedenis te verklaren: het land is altijd een eenheid geweest en heeft geen feodale ver snippering gekend. Regionalisme is er dan ook onbekend; er wordt wel over gesproken maar het leeft niet onder de bevolking, omdat de eigen regionale geschiedenis als basis ontbreekt. Zelfs Zuid Jutland Noord Sleeswijk) dat wel een eigen geschiedenis gehad heeft, is een geheel Deens voelende landstreek ge worden. De op Duitsland geörienteerde Sleeswijkse partij verloor in 1963 zijn laatste parlementszetel. De verschillende territoriale wijzigingen die Denemarken heeft ondergaan hebben vanzelfsprekend ook problemen voor het archiefwezen opgeleverd. Bij de terug keer van Zuid Jutland naar Denemarken in 1921 is een splitsing gemaakt waar door dit land ook van de archieven weer een deel terugkreeg van wat het in 1864 moest afstaan, doch de ondeelbare archieven bleven in Duitsland (thans het Landesarchief Schleswig-Holstein). Van de in 1916 aan de Verenigde Staten verkochte West Indische eilanden zijn de archieven in Kopenhagen gebleven omdat de Amerikanen er bij de koop geen interesse voor toonden. Zelfs de lokale archieven uit West Indie zijn naar de Deense hoofdstad overgebracht. De archieven van het ministerie voor IJsland zijn nadat dit land in 1944 de band met Denemarken verbrak met het ministerie naar Reykjavik gegaan. De archieven betreffende Groenland, dat in 1953 van kolonie tot provincie werd, worden in het rijksarchief bewaard, doch mijn zegsman legde er de nadruk op, 1 Handbog for Danske lokalhistorikere, Dans historisk Faellesforening, 195256. 2 Zie over het nieuwe gebouw voor het Landarchief: Der Archivar XVIII Heft 2 (mei 1965). 151

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 8