Kroniek BUITENLANDSE ARCHIVISTISCHE LITERATUUR The Journal of the Society of archivists II 9 (april 1964) begint met een door wrocht artikel van Michael L. Ryder over geschiedenis, vervaardiging en samen stelling van perkament. De belangstelling van de schrijver voor perkament werd gewekt, toen hij ontdekte, dat wol en haar er dikwijls in bewaard bleven. Hij was toen bezig met een studie van wol bij de verschillende soorten schapen en ging zich interesseren voor wilde schapen en de geschiedenis van de schapen als kleinvee. Via oudheidkundig materiaal hoopt hij de evolutie van het schaap tot de huidige soorten te kunnen volgen. Zijn onderzoek kan van belang zijn zowel voor de archivaris, die wil weten van welke dierenhuid een charter gemaakt is, als voor de bioloog en de historicus van de veeteelt. Bij de vele geciteerde werken neemt dat van onze landgenoot prof. dr. R. J. Forbes, Parchment, in Studies in Ancient Technology IV, Leiden 1956, een belangrijke plaats in. Francis W. Steer vervolgt The Iconography of archives met een bijdrage over The court of wards and liveries in session naar aanleiding van het erbij gereproduceerde schilderij uit de verzameling van de hertog van Richmond en Gordon te Good wood in Sussex. Het werd omstreeks 1585 geschilderd, doch zowel de schilder als het exacte jaartal zijn onbekend. Op de tafel waaraan het hof, dat zich bezig hield met voogdijzaken en transporten van onroerend goed, gezeten is, liggen enige boeken en een document, terwijl de ontvanger-generaal een rol voorleest en de Queen's Serjeant en een advocaat papieren in de hand hebben. Het geheel doet enigszins denken aan de Haagse Pleitrolle of Rolzaal, zoals wij die kennen van het titelblad van Hugo de Groots Inleiding tot de Hollandsche Rechts- Geleertheyd uit 1631 of Jacob Corens Observationes uit 1633. William Reid beschrijft onder de titel Balkes, balls and bandaliers het enige omvangrijke archief stuk, dat in de Tower te Londen achterbleef, toen de rest werd overgebracht naar het Public Record Office, en dat de vernietigingsdrift van de 19e eeuw over leefde. Het is een register, dat werd bijgehouden van 21 juni 1675 tot 2 september 1679 over de voorraad munitie en wapens in de Tower. Drie afbeeldingen van dit jaarlijks door duizenden bezoekers aanschouwde boekwerk verduidelijken het artikel. Edwin Welch wijdt aandacht aan de doop-, trouw- en begraafregisters van dissenters. Het oudste, dat bewaard bleef, is van de Waalse gemeente van St. Julien in Southampton en dateert uit 1567. Van vóór 1644 zijn er slechts enkele van buitenlandse kerken bewaard, daar die alleen enige vrijheid genoten. Van dat jaar af zijn Engelse bekend, maar het is moeilijk te zeggen welke het oudste is, daar bij het aanleggen vaak teruggewerkt is. De oudste R.K.-registers [160] zijn van 1698. In 1742 werd een General Register of the Births of the Children of Protestant Dissenters of the three Denominations (Presbyterians, Independents en Baptists) ingevoerd. Hardwick's Marriage Act van 1753 maakte een eind aan de rechtsgeldigheid van voor getuigen gesloten huwelijken van Baptisten, Rooms- Katholieken, e.a., alleen Quakers en Joden werden van het verbod uitgesloten. In 1836 kwam in Engeland een burgerlijke registratie van geboorte, huwelijk en overlijden tot stand. Een commissie ging toen een onderzoek instellen naar de registers der dissenters. Zij kreeg 3630 delen onder ogen, waaraan zij authen ticiteit verleende en waarvan zij voorstelde ze bij de Registrar-General te depo neren. De kerken, die registers hadden, wilden ze niet deponeren en die ze niet hadden, wilden ze hebben om ze te kunnen deponeren. De gedeponeerde registers berustten tot 1960 in Somerset House, waar ze weinig werden geraadpleegd door historici of genealogen. Nu bevinden ze zich in het Public Record Office. Land drainage authorities and their records worden behandeld door A. E. B. Owen. Er zijn in Engeland en Wales 32 river boards en 2 catchment boards (te vergelijken met onze (hoog)heemraadschappen) en 360 internal drainage boards (te vergelijken met onze waterschappen). In de 19e eeuw en vroeger was de toestand veel gecom pliceerder. Over de administratieve neerslag van courts of sewers, dikereeves, drainage boards en waterways commission geeft de schrijver veel bijzonderheden. Ida Darlington schrijft over King Edward's Hospital Fund for London and its records. Deze stichting kwam in 1897 tot stand om particuliere ziekenhuizen te steunen. Na de overname van particuliere en gemeentelijke ziekenhuizen door de Regional Hospital Boards in 1948 vond zij een taak in verbeteringen en aanvullin gen, die buiten het normale werk van de Hospital Boards vallen. Het archief is belangrijk zowel voor de medische als de sociale geschiedenis. De oktober-afleving (II 10) opent met de tekst van de voordracht, die J. H. Collingridge op de jaarvergadering van de Society op 27 november 1963 hield over Liaison between Local Record Offices and the Public Record Office in the light of the Public Records Act 1958. De wettelijke bepalingen over het archief wezen, die vóór 1958 golden, gingen uit van centralisatie van alle public records in het P.R.O. teneinde goede bewaring te waarborgen. Op deze regel werden in de praktijk allerlei uitzonderingen gemaakt, die in de wet van 1958 een wettelijke basis kregen. Gedacht is nu ook aan de mogelijkheid om stukken van in de eerste plaats locaal belang van het P.R.O. naar een local repositary over te brengen, maar zowel om de principiële reden, dat een volgens zijn eigen structuur gevormd archief niet uit elkaar gehaald mag worden, als om de grote feitelijke moeilijkheden alle stukken uit een archief te verdelen over de diverse graaf schappen is daarvan afgezien. Op het gebied der vernietiging kwamen ook vragen naar voren. Het P.R.O. zou makkelijker een code of selection kunnen opstellen als het wist of van bepaalde stukken duplicaten bewaard werden in de local repositories. De mogelijkheid bestaat, dat stukken, die op nationaal niveau voor vernietiging in aanmerking komen, niet vernietigd worden, maar dat 'is disposed by a way other than destruction', in casu overbrenging naar de archiefbewaar plaats van het ressort, waar ze historische waarde hebben. Ten einde deze en [161]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 13